Je vraagt je toch af wat deze marktontwrichtende en barbaarse, jaarlijks terugkerende bibliotheekboekendeportatie stuurt. ‘Plaatsgebrek,’ luidt het antwoord van een bibmedewerkster. Het klinkt plausibel: er verschijnt veel en architectuur is duur. Maar wat is het criterium? Op basis van welk kenmerk worden boeken veroordeeld in deze boekenholocaust? Aantal bladzijden? Gewicht? Ezelsoren? Verouderde spelling? Niet meer te desinfecteren beduimeldheid? (Iets inhoudelijks zal het wel niet zijn want dat zou veronderstellen dat die hele papierberg zou gelezen zijn, en dat kan je zelfs van de meest toegewijde bibliotheekmedewerkster niet verwachten.) Neen. Niets van dat alles. Het criterium om een boek te dumpen – waarbij deze verkoop nog een laatste kans is voor ze om door een liefhebber te worden opgepikt – is: de tijdsduur die is verstreken sinds hun laatste ontlening. Blijft een boek een jaar, of twee jaar, op de bibliotheekplank staan wachten op een liefdevolle, oprechte belangstelling opbrengende lezer, zoals op een studentenfuif het muurbloempje in een donker hoekje aan een tafeltje met halflege, vergeten en gemorste glazen met verschaald bier wacht tot die koene ridder op zijn witte paard dan toch passeert, je weet maar nooit, dan wacht hem, het boek, de deportatie naar de kartonnen bananendoos, de ruwe behandeling op deze geïmproviseerde boekenmarkt, in het beste geval de vernederende uitwisseling voor een hele of, later op de dag, zelfs maar een halve zilverling en, indien ook hier niemand zich verwaardigt mededogen te hebben, het lot dat ook telefoonboeken, reclamefolders, verkiezingsdrukwerk en de krant van gisteren is beschoren.
Dat er opvallend veel Ruyslinck en Hemmerechts te koop werd aangeboden – wel, daar kan ik nog mee leven. (Ze verkochten trouwens voor geen meter.) Maar dat de hierboven genoemde namen en titels op deze schamele manier voor bewezen diensten aan onze westerse cultuur werden bedankt, ja, dat doet stemt mij toch droef.