081008 en 081020 – Ik heb mijzelf erop betrapt dat ik het wénste dat dat nieuwe boek van Verhulst, met die onmogelijke titel en die ergerlijke megahypemachine erachter, een prul zou blijken te zijn. De idee dat een boek gratis wordt uitgedeeld staat mij om de een of andere reden – te kiezen uit het voorraadje redenen op basis waarvan men mij met recht en reden een conservatieve zak zou kunnen noemen, eventueel zelfs een godverdomse conservatieve zak – tégen. Maar ik autocensureerde tijdig die perverse wens: als dan toch driehonderdduizend potentiële lezers een boek in de strot moet worden geramd, kan het maar beter een goed boek zijn. Een boek dat ze naar ander moois doet grijpen. Welbeschouwd zou die actie al geslaagd mogen heten als er honderd, of tien, of ja, waarom niet, één specimen van het doelpubliek lezer door zou blijken te zijn geworden. Zo bekeken zou het argument van Humo-hoofdredacteur Jörgen Oosterwaal, dat zijn stunt een gewéldige leesbevorderingsactie is, nog hout snijden.
Ik heb enkele bladzijden uit het nieuwe boek van Verhulst gelezen en ben een voldoende geoefend lezer om al meteen op basis daarvan te besluiten dat ik niets essentieels mis als ik ’t in de hoek gooi. Het beroert me niet eens genoeg om dat met een zeker gevoel voor dramatiek te doen: je kunt maar ontgoocheld zijn door iets, of iemand, dat/die je na aan het hart ligt.
Laten we er dan verder ook geen woorden aan vuil maken en eens kijken hoe het met de receptie zit. In De Tijd verklaarde Dimitri Verhulst dat hij ‘bang’ was ‘een hoop stront’ over zich heen te krijgen. ‘Je zult zien: door de heisa gaan de recensenten “Godverdomse dagen” veel strenger beoordelen.’
’t Is dan ook interessant om eens te kijken wat de ‘officiële’ kritiek doet met het boek van Dimitri Verhulst.
We moeten, denk ik toch nog altijd, een zekere intellectuele onafhankelijkheid verwachten.
Dimitri Verhulst is een mooie jongeman, als dusdanig mediageniek, via Humo nu ten eeuwigen dage verbonden met het zogenaamde links-progressieve Vlaanderen (hoewel ik niet meer helemaal zeker ben dat dit nog opgaat voor Humo) – met andere woorden: Dimitri Verhulst kraak je niet ongestraft af. (Zoals je indertijd nooit echt je gedacht mocht zeggen over Kristien Hemmerechts – toch niet zolang ze matrimoniaal via Herman de Coninck een mooie rode paraplu boven het hoofd hield.)
Via Mediargus heb ik drie Vlaamse recensies gevonden die naam waardig. (Eventjes de Metro niet meegerekend. Niet omdat daar staat: ‘Een erg knap boek dat, zelfs al zou het niet gratis uitgedeeld worden, op de gemiddelde boekenplank zou moeten staan’ – maar omdat dat advies niet geargumenteerd wordt.) De drie recensies komen uit Knack, als weekblad een rechtstreekse concurrent van Humo, en de kranten De Morgen en De Standaard, waarvan de eerste traditioneel en de tweede sinds een paar jaar in de Humo-vijver vist.
In Knack is Frank Hellemans ondubbelzinnig negatief. Afgezien van enkele niet-mislukte taalspelletjes (de meeste zijn dus wél mislukt) is Godverdomse dagen… volgens hem een ‘godverdomse slag’ in het water. Hij noemt Verhulst – en dat is nog het meest vernietigend – een ‘pseudorevolutionair’ die liever met vrouw en kat zijn huiselijkheid cultiveert in het verre Wallonië.
De Standaard (bij monde van historicus en literatuurkenner Marc Reynebeau) is voorzichtiger: die krant vist voor zijn publiek in een andere vijver dan de Knack – en er zijn naast de klootjeszee maar twee vijvers waarin ‘leesvissen’ zwemmen. (Sorry voor dit verhulstiaanse gewauwel, ik liet me even gaan maar u ziet, ik lul zó op die manier tweehonderd pagina’s bij elkaar.) Verhulst schrijft een geschiedenis, stelt historicus Reynebeau met kennis van zaken, maar ‘voor de historische betrouwbaarheid of als alternatieve geschiedenisles is dit boek niet erg nuttig’. Verhulst schrijft een boek, stelt literatuurkenner Reynebeau met kennis van zaken, maar het is ‘meer een schrijfdemonstratie dan literatuur’.
De recensent van De Morgen moet, gezien zijn positie in het Vlaamse geschreven-medialandschap, het meest op eieren lopen. Wie het stuk goed leest, moet er niet aan twijfelen: Dirk Leyman vindt, net als Hellemans en Reynebeau en elke serieuze lezer, Godverdomse dagen… een kutboek. Maar de manier waarop hij, zijn broodheer en publiek indachtig, dat net níet zegt, is aandoenlijk. Al in zijn inleiding stelt Leyman dat Verhulst ‘ongetwijfeld’ een ‘literaire lefgozer’ is, maar hij vraagt zich meteen af of ‘het boek niet vooral een volgehouden stijloefening’ is. In het ‘ongetwijfeld’ uit de vaststelling zit al meteen het antwoord op de vraag. Ja, dus.
In het stuk dat na deze inleiding volgt, probeert Leyman vooral om de hete brei heen te stappen. Een positief woord valt er nauwelijks te rapen, de negatieve opmerkingen blijven vriendelijk en wat ontwijkend. Een vergelijking met Julian Barnes’ Een geschiedenis van de wereld in 10 ½ hoofdstuk, gaat ‘slechts ten dele’ op en zou ‘in het nadeel van Verhulst uitvallen’ (indien ze zou worden gemaakt, wat dus niet echt gebeurt). De boodschap wordt ‘erin geramd’, slechts in de stijl ‘valt schoonheid te rapen’ (Leyman suggereert natuurlijk dat een goed boek méér moet hebben dan een goede stijl). Pas in de laatste lijnen geeft Leyman een beetje meer lucht aan zijn ergernis: ‘na een poos gaat de opeenvolging van calamiteiten in de kleren hangen’ – en de woorden ‘gimmick’, ‘geginnegap’ en ‘rijmelarij’ vallen. In de volgende zin klinkt het woord ‘calvarietocht’ opvallend dubbelzinnig: gaat het om de door Verhulst beschreven geschiedenis van de mens, of om het boek zelf? ‘Het boze godverdomse verrassingseffect ebt weg en deze calvarietocht stevent linea recta af op de big bang van Hiroshima.’ En Leyman besluit met een voordeel van de twijfel: ‘Wat na die knal overblijft, is een demonstratieve exercice de style waarin Verhulst zijn woeste talent soms (bewust?) spilzuchtig gebruikt.’
Laat het nu maar stil worden rond die Godverdomse dagen op een godverdomse bol. Heel stil. En laat ons dan weer uitkijken naar échte schrijvers.