080927, 080929 en 081008 – Voor mij is de schoonheid van Yourcenars Herinneringen van Hadrianus gelegen in de manier waarop uit die opsomming van historische feiten en waarnemingen, die ons een (wellicht) adequaat beeld schetst van het leven van de keizer en de wereld waarin hij keizer moest zijn, een poëtische en zeer gevoelige, sensuele schoonheid oprijst, als het ware zijdelings. Er ontstaat een groot contrast tussen de hyperpersoonlijke emoties die Yourcenar evoceert en het ongenaakbare olympische standpunt dat zij inneemt – ik bedoel dan niet zozeer ten overstaan van haar personages maar ten overstaan van de tijd: zij schrijft vanuit het heden over een ver verleden, waarin zij echter haar heden, dat daar nog een toekomst is (1925-1951, zij heeft bijna dertig jaar aan het boek gewerkt), laat doorschemeren. Door dat contrast tussen ratio en sensitiviteit ontstaat er in een aantal passages, bijvoorbeeld die betreffende de rouw van Hadrianus om de dood van zijn geliefde Antinoös, een schier ondraaglijke schoonheid.
Marguerite Yourcenar, Herinneringen van Hadrianus (1951; vertaling Jenny Tuin, Amsterdam 2005³)