071214 – De weergaloze stoelscène in het eerste deel van Fanny & Alexander van Ingmar Bergman (de lange, vijf uren durende versie): Oscar, de vader, tovert, in plaats van zijn kinderen te straffen omdat ze niet meteen rustig zijn nadat het licht werd uitgedaan, een doodgewone kinderkamerstoel om tot een kostbaar en magisch kleinood. Met de kracht van zijn vertelling en mime, met vriendelijkheid en humor, laat hij zijn kinderen echt geloven dat de stoel is wat hij in het verhaal is, iets kostbaars en wonderbaarlijks, en niet een gewone kinderkamerstoel. Fanny slaakt een kreetje: suspension of disbelief. En dat is natuurlijk een knipoog van Bergman zelf naar wie op datzelfde ogenblik naar zijn film zit te kijken.
Hoe de kinderen opgenomen zijn in de geborgenheid van hun gezin. In hetzelfde huis evenwel moet wie volwassen is, met grofheid en bitterheid (Carlchen) zien om te gaan; of, althans de mannen, ook al zijn ze in het zichtbare, geordende leven best genietbaar (Gustav Adolf), met de onbeheersbare drift; en allen, ook de vrouwen, met het meedogenloze voorttikken van de klok.