maandag 17 december 2007

Dag 111 vVH&C

071217 – Ik heb genoten van de verhalenbundel De citroentafel van Julian Barnes (2005, in zowel het Engels als het Nederlands, en nu al vrolijk verramsjt). De verhalen gaan vaak (of allemaal, dat zie ik nu niet zo direct meer) over oudere mensen. Die blikken terug op hun leven, op de wendingen daarin die ze niet onder controle hadden, de verkeerde keuzes ook die zijn gemaakt – en dat gaat, zoals je steeds nadrukkelijker merkt naarmate je zelf ouder wordt, gepaard met weemoed en een gevoel van vergeefsheid, soms ook met spijt. Toch zijn de verhalen niet zwaar op de hand. Barnes is een spitse verteller die heel goed weet hoe hij de aandacht van zijn lezer kan strikken en vasthouden. Met in het achterhoofd de richtlijn dat sombere deuntjes niet zo aanslaan. Humor is Barnes’ sterkste wapen. Bovendien zou Barnes Barnes niet zijn als hij niet met de vorm zou experimenteren. Zo bijvoorbeeld in het verhaal ‘Kennis van het Frans’, dat volledig bestaat uit brieven van een zekere Sylvia Winstanley, geschreven vanuit het bejaardentehuis Pilcher House en gericht aan, jawel, Julian Barnes. Het sympathieke en nog vieve mens is de bibliotheek van huize Pilcher van A tot Z beginnen lezen, en is zodoende al vlug bij de bestemmeling van haar geestdriftige missives aangekomen. (Bij mij, en ik vermoed dat mijn bibliotheek die van de gemiddelde bejaardeninstelling, ook die van Pilcher House, in omvang overtreft, zou het een maand of drie leeswerk vergen om, Barnard en Barnes aan te komen.) Mevrouw Sylvia beseft wel dat ze het niet lang genoeg zal trekken om helemaal rechts onderaan aan te komen: ‘voor ik bij de G ben, heb ik allang het loodje gelegd’. Ze doet nogal enthousiast, en Barnes, hij reageert niet. Fanmail. Van die onachtzaamheid krijgt hij spijt – en over die spijt gaat het verhaal. Ik volsta hier met Winstanleys laatste zin te citeren: ‘Maar dan blijft de vraag: Wat voor soort toeval?’ Overigens hebben we alle reden om te vermoeden dat de Julian Barnes uit het verhaal en de schrijver ervan een en dezelfde persoon zijn. Of Sylvia Winstanley echt heeft bestaan, blijft onduidelijk. Wat we wel met zekerheid leren, is dat de omvang van een privébibliotheek een beheersbare relatie moet aangaan met de geschatte resterende levensduur van haar eigenaar.