Dit is de achtste aflevering in een reeks die is gebaseerd op het boek Jon Thompson, De kunst van het kijken, Ludion, 2006. De auteur bespreekt een tweehonderdtal ‘moderne’ schilderijen. De opzet van deze stukjes is dat ik eerst beschrijf wat en hoe ik zie, pas nadien de tekst van Thompson lees en zo nodig mijn ‘lezing’ van het schilderij aanvul.
Gustave Courbet, L’Origine du monde (1866)Dit is het soort werk waarvan je om de een of andere reden alles onthoudt wat je erover vernam. Daardoor weet ik dat het bij een vorige eigenaar achter een gordijntje hing. Dat anekdotische gegeven is niet onbelangrijk want de essentie van dit schilderij ligt niet in het schilderij zelf, maar in de relatie die wij ermee onderhouden. En als daar, tussen ons en het schilderij, een gordijntje hangt… Eentje dat je af en toe kunt opentrekken…
Vindt u dit realistisch geschilderd? Vindt u dit aantrekkelijk? Prikkelend?
Veel hangt af van met welke blik u kijkt. Hoe u kijkt.
Laten wij toch maar eens het geheel overschouwen, zo los mogelijk van de relatie die wij met het voorgestelde onderhouden. Wat zien we, behalve de opvallende, centraal in de compositie geplaatste, thematisch zwaar beladen foef? Een schijnbaar verwrongen houding. Een verschillende behandeling van huid en lakens. Een opvallende streep onderaan het doek, als een onderstreping. Maar vooral: de tepel van die ene ontblote borst. Daaraan, voorbij de navel, klampt onze blik zich vast, ten einde niet helemaal in het afgrondelijke van de voorstelling weg te sukkelen. Het oog oscilleert tussen tepel en kut – en precies in dat heen-en-weer ontstaat een erotische spanning.
Over dit doek zijn allicht halve bibliotheken volgeschreven, ik kan mij dat levendig voorstellen. Ook over de latere echo’s ervan in de kunst, ik denk aan Duchamps Étant Donnés. Het onderwerp is – hoe moet ik het zeggen – onuitputtelijk. Want waarover gaat dit schilderij? Vooral over onze blik. Anders dan bij de impressionisten, die het in die tijd ook hebben over hoe we kijken, gaat het niet over onze fysiologische blik maar over onze morele blik, onze seksuele blik. Hoe die, vluchtend voor het op zich niet bepaald fraaie, in de onmiddellijke omgeving ervan naar een minder confronterend tegenwicht zoekt.
Thompson:
Tot drie keer toe hing dit schilderij achter iets anders: achter een gordijntje bij de opdrachtgever, een Turkse diplomaat; achter een ander schilderij van Courbet, in een museum in Boedapest; achter een ‘speciaal op maat vervaardigd schilderij van André Masson’, bij een volgende eigenaar, de heer Lacan Jacques. Het schilderij is klein, kleiner dan levensgroot. In de trant van het realisme wordt het onderwerp, hier de vrouwelijke sekse, ‘emotieloos’ weergegeven. Courbet behandelt het vrouwenlichaam als een landschap. De titel, De oorsprong van de wereld, verwijst naar een binnenkant die, ondanks alle onthulling, in mysterie verborgen blijft.
De link met Duchamp is hypothetisch. De kans is groot dat Duchamp, hoewel hij hoog opliep met Courbets realisme, dit schilderij, gezien zijn bestemming, nooit heeft gezien.