fragment uit Het maaiveld
Ook met mijn relatie met de snoepgroothandel op de hoek van mijn straat ging het stilaan bergaf, richting volwassenheid. Ik reed nog wel een maand of twee samen met Martientje op naar school, maar ook daar kwam spoedig een eind aan. Ik bewaar daar maar een vage herinnering aan. Stond zij mij op te wachten of ik haar? Het komt me voor dat ik haar vaker stond op te wachten dan zij mij. Durfde ik haar aan haar schoolpoort opwachten – tussen een paar andere vrijers die op andere meisjes wachtten – of ging ik wat verderop staan, aan het begin van de Veltemweg? Waarover spraken wij dan, naast elkaar huis- of schoolwaarts fietsend? Vond zij het leuk, of integendeel vervelend en durfde zij daar niets over te zeggen? Vond ik het zelf fijn om samen met haar dat traject af te leggen? Hoe gingen we uit elkaar? Het is allemaal uit mijn geheugen gewist. Op een dag was het de laatste keer dat we samen fietsten – en ik zal het op dat moment niet beseft hebben.
Ik verloor Martientje Parmentier stilaan uit het oog. Zij had meer oog voor paarden, en sleet lange dagen en op den duur ook avonden in de manège. Tussen dressuur en roskam in heeft Cupido haar daar getroffen. Zij trouwde – op zeer jeugdige leeftijd – met een ruiter. Dat alles vernam ik pas heel veel later, nog maar zeer recentelijk eigenlijk, van mijn tien jaar oudere vriend W., die – hoe klein is de wereld! – twintig jaar de echtgenoot van Martientjes oudere zus bleek te zijn geweest. Ook Mimi had een passie voor paarden, alsook voor honden, en die passie deelde W. niet. Uiteraard had hij het voorwerp van mijn prille liefde ook gekend. Toch wist hij mij niet veel over haar te vertellen. Dat ze erg mooi was, kon hij bevestigen. Ze had met haar witte ridder-de-ruiter twee kinderen gehad, en dan later nog eens twee bij een andere man. Van wie ze nu ook alweer weg was. Het eerste huwelijk was gestrand omdat Martientje op den duur niet veel méér deed dan stallen uitmesten en vers stro uitspreiden, wat niet strookte met wat ze zich van het leven had voorgesteld. Ze zou nu al vijf kinderen in totaal hebben – en haar schoonheid was ze kwijt, zei W., maar dat wilde ik niet geloven. Wat hij begreep. ‘Je hebt gelijk,’ zei ik toen hij het onderwerp afsloot met het argument dat het niet goed was dat ik meer te weten zou komen.
