vrijdag 21 november 2025

LVO 316

fragment uit Het maaiveld


Maar deze Hof van Eden, die bestond uit verborgen schuilplekken, onuitgesproken bekoringen en argeloze spelletjes, was tot verdwijnen voorbestemd. Els was, hoe kan het anders, vroegrijp en trok al snel de wereld in, op zoek naar andere dan imaginaire veroveringen. Voor mij had ze geen oog meer, voor zover ze dat al ooit had gehad, en ze wilde nu ook blijkbaar niet meer door mij gezien worden. Ik zag haar enkel nog op haar fiets, en later een brommertje, thuiskomen van school en van ik weet niet waar ze nu weer eens had rondgehangen. (De verlokkingen van de stad gingen voor mij nog ver achter de horizon van mijn kleine wereld schuil.) Maar ik herinner mij wel dat ze met een aardappelmes het onkruid in de voegen tussen de duizenden kasseien van de oprit van haar huis aan het verwijderen was. Dat deed ze uiteraard niet vrijwillig: ze was gestraft omwille van een voor mij nog onbenoembare losbandigheid die niet geheel strookte met haar toch nog altijd, alle vroegrijpheid ten spijt, vrij jeugdige leeftijd.




Van het gezin Palmans aan de overzijde van de straat bereikten ons overigens steeds meer onheilstijdingen. Spectaculair – en ook grappig – was de demonstratie die Hilde, een oudere zus van Els, gaf van haar vermogen om de rook van haar sigaret via haar oor uit te blazen. Daar had ze van haar vader een klap tegen gekregen, met een scheur in haar trommelvlies tot gevolg. Daardoor kan ik de waarneming van de bioloog J.B.S. Haldane bevestigen, en er mij ook iets bij voorstellen: ‘meestal geneest het trommelvlies en mocht er een gat in blijven zitten, dan is iemand weliswaar een beetje doof, maar hij kan nog altijd rook door het betreffende oor uitblazen, wat door zijn omgeving als een vaardigheid wordt gezien’.