dinsdag 18 november 2025

LVO 313

fragment uit Het maaiveld


Ik trok vaak met beide meisjes op. Een van onze favoriete spelletjes was cowboy-en-indiaan. Ik moest dan wel de rol van stoute cowboy op mij nemen. Maar wat graag liet ik me gevangennemen en vastbinden. Martientje was natuurlijk altijd een indiaanse. Verstoppertje speelden we ook dikwijls. Ik probeerde een schuilplaats te kiezen vanwaaruit ik het voorwerp van mijn onuitgesproken en zelfs niet eens bewust verlangen kon gadeslaan. Een enkele keer kwamen Martientje en ik tijdens het verstoppertje spelen in de grote tuin van de Palmansen samen terecht achter de houtblokken die waren opgestapeld achter de cabane waar stoute cowboys hun verdiende straf moesten uitzitten. Els, die ons moest zoeken, had de honderd bereikt en was begonnen met zoeken, zodat wij ons niet meer mochten verroeren. Ik bad dat dit onverhoopte samenzijn op een erg kleine oppervlakte lang mocht duren.

Mettertijd geraakte ik steeds verknochter. Ik zocht Martientje al eens op en werd daar – enigszins tot mijn verbazing – binnengelaten. Ik zei dan heel beleefd goeiedag aan madame Parmentier, ook van het donkere type. Die welgemanierdheid werd gewaardeerd. Meneer Parmentier kreeg ik nooit te zien, hij zat beneden borderellen in te vullen. In de slaapkamer van Martientje hing een poster aan de muur waarop, in een vage mist (of was het een sluier van opspattend water?), een kudde paarden met wapperende manen over een plas sprong. Martientje haalde ook al eens een modelspoorbaan boven. Die had wellicht aan haar broer toebehoord, een zeer volwassen uitziende jongeman met lang sluik haar, een baard en een ziekenfondsbrilletje. De John Lennon van de Populierendreef, zeg maar.

Wat was dat een gelukkig, zaligmakend gevoel: verliefd zijn zonder het te beseffen! Zonder te beseffen dat er een verlangen was en dus ook zonder te beseffen hoe onmogelijk dat verlangen was, hoe gedoemd het was nooit te zullen worden vervuld.