zondag 12 oktober 2025

LVO 293

fragment uit Het maaiveld


Ik ben opgegroeid in een tijd waarin de rooms-katholieke Kerk, die tot diep in de poriën van het land waar ik ben geboren en van de mensen die het bevolkten was doorgedrongen, na eeuwen van artistieke hoogtepunten en tiranniek proselitisme, van morele excellentie en een schier algemene indoctrinatie, van sober vormgegeven devotie en een zichzelf wellustig aanwakkerende bigotterie, eindelijk van haar pluimen begon te verliezen. Het bleek steeds moeilijker om de mensen te doen geloven dat zij in de zuurverdiende hemel rijstpap met gouden lepeltjes zouden kunnen consumeren, dat er met rozenkransen of bedevaarten aflaten konden worden verdiend, dat er in Lourdes of, voor de praktische gang van zaken dichter bij huis, in Lisieux of Banneux of Oostakker houten of gipsen Mariabeeldjes in tranen konden uitbarsten. Het kardinaalsrood, het chique purper en het vergulde smeedwerk; de kanten tierelantijntjes waarmee de priesterhabijten werden afgeboord; de gezangen en rituelen die de liturgieën tot een spektakel opkrikten dat zelfs de grofst besnaarde boer in hogere sferen wist te brengen; het Latijn dat werd gepreveld door zich van het volk afwendende prelaten: dat werd in die postconciliaire jaren zestig allemaal vervangen door het grijs van de kostuums uit de Sarma waarin de zich nu – op een kruisje op de revers na – seculier opgetuigde dorpspastoor aan de goegemeente toonde; door alle door elkaar lopende kleuren van de regenboog op de kindertekeningen die aan het prikbord achterin de kerk werden opgehangen; door het bleekblauw van de Volkswagen Kever van pastoor Vercruysse van onze parochie en door het geel-en-zwart van de Vlaamse Leeuw-sticker die hij op de achterkant daarvan had gekleefd, naast zijn nog uit vijf rode cijfers en letters bestaande nummerplaat.

De relatie, overigens, tussen het Vlaams-nationalisme en het katholieke instituut was in die dagen niet geheel en al onproblematisch. De bisschop van Brugge, monseigneur Jozef De Smedt, had in 1958 op de kansel gedonderpreekt dat stemmen op de Volksunie ‘zwaar zondig’ was. Veel priesters hadden het daar moeilijk mee, bijvoorbeeld omdat zij na- of naastbestaanden of nakomelingen waren van oorlogszondaars. De collaboratie en epuratie van tijdens en na de oorlogsjaren lagen nog vers in het geheugen. Niet iedereen had blijkbaar dezelfde opvattingen over vergevingsgezindheid. De amnestiekwestie werd trouwens nooit opgelost: wie fout was geweest voor en tijdens de oorlog kreeg nooit eerherstel. En de Kerk schipperde, zoals ze in vele kwesties die zich tussen heimat en wereld, tussen de intimiteit van de slaapkamer en de openbaarheid van het parlement voordeden, steeds vaker zou schipperen – tot uiteindelijk de laatste getrouwen merkten dat ze hun beslissingen zelf dienden te nemen en dat er nog andere partijen bestonden dan de CVP, later CD&V (en nog later cd&v).