fragment uit Het maaiveld
In het laatste jaar van de basisschool kwamen we terecht bij Marc Van Simaey, een rijzige man die onbuigzaam was en recht in de leer. Dat intimideerde, en daardoor had hij aan ons zeker geen lastige klas. Meneer Van Simaey benutte zeer handig de mogelijkheden die voortvloeien uit het aanwakkeren van competitiviteit. In zijn mooiste handschrift had hij op de achterkant van het rechtse klapbord in alfabetische volgorde en onder elkaar onze namen geschreven, met daarnaast zes kolommen. Met mijn C, gevolgd door de tweede letter O, moest ik al sinds mijn goede kameraad Michiel Chieltjens was verdwenen het nummer 1 voeren. Dat was ongunstig omdat ik vaker dan mij lief was in allerlei omstandigheden de spits moest afbijten. Ik moest als eerste zingen of voordragen of antwoorden en – in de turn- of zwemles – springen of starten. De kolommen kwamen overeen met de rubrieken in ons wekelijkse schoolrapport: ‘Gedrag’, ‘Wellevendheid’, ‘Stiptheid’, en dan nog eens drie rubrieken die gerelateerd waren aan de schoolse prestaties in ‘Rekenen’, ‘Taal’ en ‘W.O.’, wat stond voor ‘Wetenschappelijk Onderricht’. In die kolommen schreef meneer Van Simaey met keurig gevormde cijfers zeer nauwgezet alle resultaten bij, zodat wij de scores konden volgen, die van onszelf én die van alle klasgenoten. Waarbij wij uiteraard in de gaten hielden waar in de rangorde wij ons bevonden. Op maandagochtend veegde meneer Van Simaey alle scores weg en begon alles weer van voren af aan.
De drie kolommen die aan ‘Stiptheid’, ‘Wellevendheid’ en ‘Gedrag’ waren gewijd, gaven aanleiding tot kopbrekens. Waar de punten in de prestatiekolommen moesten worden verdiend en dus positief kapitaal vertegenwoordigden, waren de punten in de gedragskolommen negatief kapitaal. Het konden nooit beloningen zijn. Met bijvoorbeeld vriendelijk goeiedag zeggen of tijdig uit je bank opspringen en ernaast in de houding staan wanneer de directeur het lokaal betrad, kon je geen punt ‘Wellevendheid’ verdienen. Je moest er wel een inleveren als je bijvoorbeeld ostentatief in je neus zat te peuteren. Punten ‘Stiptheid’ kon je niet krijgen als je mooi op tijd was. Neen, er werd enkel over stiptheid gesproken als je te laat kwam. Die punten werden afgetrokken, maar het was niet duidelijk waarvan. Het waren strafpunten. Eén strafpunt was al erg, twee of drie strafpunten ‘Wellevendheid’ bijvoorbeeld golden als schier onvergeeflijk. Los van de eigenaardige strafmaten heerste er ook onduidelijkheid met betrekking tot de inhoud van het strafsysteem. Wat ‘Wellevendheid’ en ‘Stiptheid’ inhielden, was min of meer duidelijk. Maar wat was het eigene van ‘Gedrag’? Bovendien waren ‘Stiptheid’ en ‘Wellevendheid’ toch ook aspecten van gedrag? Allicht door die onduidelijkheid werden de strafpunten voor ‘Gedrag’ als de ergste en te allen tijde te vermijden beschouwd. Wie daarmee naar huis moest, mocht zich daar aan nóg een straf verwachten.
Ooit gaf Mark Van Simaey een van de braafste jongens van de klas in een ongecontroleerde woede-uitbarsting vijf punten ‘Gedrag’. Met die inflatie devalueerde hij de hele classificatie. De jongen in kwestie begreep overigens niet waaraan hij die buitenproportionele straf had verdiend. Ik zie nog altijd de verbaasde, ontredderde blik in zijn ogen. Die jongen was overigens Danny Devriese, die nooit iets misdeed.