donderdag 12 september 2019

LVO 2


Zou het een goed idee zijn om te beginnen bij het begin? Maar wat is het begin? Waar is het?
We dobberen op een oceaan. Hoewel het helemaal niet zeker is, denken we altijd dat we ergens zullen aankomen. We kunnen niet anders. De schipbreuk ligt al ver achter ons. Het is een verdrongen en vergeten trauma. De horizon is onze bestaanshorizon. Op welke kust zullen wij stranden? Welke jutter zal ons vinden? Welk godenkind?2 Wij houden het hoofd boven water en kijken – hoeveel is het? – een kilometer in alle richtingen, of niet eens een kilometer, en zien enkel lucht en deining. Als er wind staat, en de golven klimmen hoger, zien we schuin oplopende muren van water. En als het stormt, lijkt de horizon zich op ons te willen storten en is, behalve ons vermoeide lichaam en ons happen naar lucht, het enige wat nog in ons bestaat onze drang om te overleven. Soms is het niet duidelijk waar water en lucht in elkaar overgaan. Zeker ‘s nachts weten wij niet waar wij ons bevinden, waar het begin is en waar het einde. Wij hebben in al die omstandigheden – helder zowel als duister – geen benul van wat zich achter de horizon bevindt. Wij weten niet waarop wij mogen hopen, wat wij moeten vrezen. Een luilekkerland, een drijvend eiland met stokstaartjes3, een school levensgevaarlijke walvissen, de oceaanstomer die onze redding kan betekenen of juist niet want hij kan ons overvaren.
En zo is het leven ook in de tijd een dobberend vlot. Die tijd is al heel lang aan de gang wanneer wij erin geworpen worden, en hij zal nog wel zijn tijd duren. Van wat er voor ons was en na ons zal zijn, weten wij bitter weinig. Wij trekken van de ene duisternis naar de andere4 – even schijnt het licht, zoals in een duister woud opeens de zon een straal door het bladerdek priemt en op de grond een bloem maakt of een dauwdruppel raakt, en dat is dan ons leven, het duurt een fractie. Of neem dat beeld (ik denk dat het ook van Nabokov is): wie geboren wordt, valt op de zoveelste verdieping van een hotel uit een raam. Hij leest tijdens zijn fatale val de lichtletters die de naam van het hotel vormen, en in die ene zucht die zijn val, het leven, duurt, merkt hij op dat die naam fout gespeld is. Of is de lamp achter een van de letters aan vervanging toe? Het laatste wat werd opgemerkt, is een triviale spelfout. Zo meteen zal, samen met de zak water, bloed, slijm en botten die deze mens is geweest, ook dat besef op het trottoir uiteenspatten.

2 Homeros, Odyssee, ‘Nausikaä’

3 Yann Martell, Het leven van Pi

4 Vladimir Nabokov, Lolita



Thierry De Cordier, Mer montée



(wordt vervolgd) 
Lees hier LVO vanaf het begin.