zondag 9 juni 2019

graag Praag 14


190513

dag 9. Kdyně (CZ) – Radnice (CZ) – 92 km

In het ontbijtzaaltje zitten behalve ikzelf drie Chinezen. Aan hetzelfde tafeltje. Ze zitten samen omdat ze elkaar kennen, maar niet omdat ze goede vrienden zijn of familie van elkaar. Dat merk je aan kleine dingen, gebaren, voorkomendheden. Het zijn collega’s, ze werken voor dezelfde firma en God weet hoe ze hier komen aangewaaid, in het kader van welke economische constructie, investering, delokalisering… Ik zit met mijn rug half naar hen gekeerd en kijk tegen een muur aan. Er is geen contact mogelijk – en zelfs indien dat wel mogelijk zou zijn geweest, zou het er niet gekomen zijn, is mijn gevoel. Deze mannen zijn niet hier om aansluiting te zoeken met de plaatselijke bevolking of met passanten zoals ik.

 


De Tsjechische bewegwijzering voor fietsers is cryptischer dan in Duitsland. Het loopt dan ook al meteen fout. Ik kies een verkeerde richting, rijd een ontiegelijk steile helling op, en beland in een bos dat volop aan de houtkap wordt uitgeleverd. De Tsjechische pendant van Joke Schauvliege is hier aan het werk, overweeg ik populistisch. Ik moet afstappen en te voet verder, al te ver in het bos doorgedrongen om nog terug te keren. Ik waag me op goed geluk dieper en nog hoger het bos in op een steil en slijkerig houthakkerspad. Uiteindelijk kom ik toch aan de andere kant van de heuvel opnieuw op een verharde weg, maar daar blijken wegwerkzaamheden aan de gang. Ik vraag een vrachtwagenchauffeur of ik erdoorheen kan. Hij aarzelt en geeft mij dan toelating. ‘Maar,’ voegt hij er in zijn taal aan toe, ‘securade’. Ik begrijp wat hij wil zeggen – het woord roept akelige connotaties op met de Roemeense staatsveiligheid indertijd, de Securitate van dictator Ceaușescu. Mijn gps werkt niet naar behoren en mijn kaart is niet gedetailleerd genoeg – en zo verkeer ik geruime tijd in het ongewisse of ik wel de juiste richting uitrijd. Ik krijg het gevoel dat ik ettelijke lastige kilometers te veel rijd. Ik toon nog een paar keer mijn goede wil door de fietsersbewegwijzering te volgen, maar het draait telkenmale verkeerd uit. Ik beland zelfs, na in het gezelschap van zo goed als tamme wilde eenden in … te hebben gepicknickt (ik weet niet meer of het Merklin of Stod was, of misschien Chotĕšov of Dobřany), op een doodlopend pad naast de rivier. Eerst is het een karrespoor, maar dan een enkel fietspad dat ten slotte in de begroeiing verdwijnt. Ik besluit om vanaf nu enkel autowegen te volgen, ook al zijn het rooie waarop ook zwaar verkeer rijdt. 




En zo bereik ik over een golvend parcours met hier en daar een vlek koolzaad, in de zon en genietend van de warmte na die koude en grijze week, Plzen, waar ik op het zeer mooie marktplein een cappuccino drink. Plzen zou tot nog niet zo lang geleden een grauwe stad zijn geweest, ten prooi aan verloedering en verval, maar daar is duchtig aan gewerkt. Grote lanen met statige huizen, het lijkt mij een ruime en aangename stad.


Het vrij grote Plzen verlaten lukt, tussen het drukke autoverkeer, wonderwel. Ik negeer een omleiding – en terecht, de hindernis was echt het omrijden niet waard. Door een golvend en – ook door de strakke tegenwind – lastig landschap vind ik na in drie dorpen niets te hebben gevonden en al wat ongerust te zijn geworden, in Radnice een hotel. Het is gloednieuw. Met zijn baksteenrode bepleistering valt het heel erg op tussen de aftandse huizen van het centrale plein, met de barokke kerk als dominant gebouw en de nog uit onregelmatige kasseien bestaande bestrating. Hier is duidelijk een loopje genomen met de bouwvoorschriften, als er al bouwvoorschriften waren.


Waarvan moet dit nieuwe hotel overleven? Wie moet in Radnice zijn? Hier komt toch niemand? In het café van het hotel zit een tiental gasten naar de al op het bord op de stoep geafficheerde ijshockeymatch te kijken. In Slowakije is het wereldkampioenschap aan de gang en daar doet uiteraard ook Tsjechië aan mee. Maar Tsjechië verliest van Rusland en de sfeer is niet echt uitbundig. Ik trek het dorp in, op zoek naar eten. Maar alle eetgelegenheden zijn gesloten. Gelukkig is er nog een kruidenier open. Deze wordt – alweer – door Aziaten uitgebaat. In Praag zal ik vernemen dat nagenoeg de hele kruidenierskleinhandel in Tsjechië in handen is van Vietnamezen, de tweede generatie van de inwijkelingen die hier nog ten tijde van het communisme zijn aangeland. Ik eet mijn brood, kaas en worst op het terras van mijn kamer, met uitzicht op een fraai voetbalveld, de huizen van het dorp in strijklicht, en de heuvelrug waar ik morgen op mijn weg naar Praag de eerste kilometers overheen zal moeten. De klankband bestaat uit een mix van industriële geluiden, blaffende honden, vogels en af en toe een auto die over de kasseien van het plein dokkert of zich op gindse heuvel naar boven werkt.