vrijdag 9 november 2018

Pawel Pawlikowski, Cold War

Ik ben niet wildenthousiast over het veelgeprezen en in de prijzen gevallen Cold War van Pawel Pawlikowski, ook bekend van Ida (2013). De vaakst gehoorde kritiek, die ik deel, is dat het verhaal nogal mager uitvalt. Wie vlucht, komt nooit los van zijn thuis. En heeft op den duur geen thuis meer want waar hij aankomt, is hij in het beste geval nooit méér dan een gast. Een vreemdeling, een die de gebruiken niet kent en de taal niet beheerst. Of toch niet voldoende om niet iedere keer als vreemdeling te worden herkend. Dat verklaart het onontkoombare heimwee. Wie zijn land, zijn nest, verlaten heeft, wordt onvermijdelijk geconfronteerd met het verlangen terug te keren, desnoods over een harde grens heen, die een volgende vlucht definitief onmogelijk maakt. In dat opzicht is het slotbeeld van de film, dat ik hier niet ga verklappen, mooi. Het gras is altijd groener aan de andere kant van de heuvel, van de grens.

Groener. Maar we spreken over een zwart-witfilm. Bovendien ook nog eens in het nostalgische 6x5-formaat, dat we kennen van middenformaat-fotocamera’s, genre Rolleiflex of Hasselblad. Een onversneden nostalgische keuze van Pawlikowski, die, het zou mij niet verwonderen, ervaring met dat soort van fotografie moet hebben gehad. Zijn beelden zijn overduidelijk doordacht: de compositie, de belichting, de cadrages. Dat charmeert. En dat gemakkelijke effect – daarom niet gemakkelijk in de uitvoering – is precies wat deze film kwetsbaar maakt. Waarom kiest Pawlikowski voor een dergelijke aanpak? Dat is de vraag die de kijker moet stellen want natuurlijk zijn de afwezigheid van kleur en het formaat anachronistisch. Ik ga ervan uit dat wie kiest voor niet-eigentijdse technieken, daar een goede reden voor heeft.

We mogen hopen dat het Pawlikowski om méér te doen is dan alleen maar charmeren. Want geef toe, zo’n ouderwets zwart-wit streelt het oog.

De tijd is zwart-wit. Het verhaal begint in 1949. Dat is het jaar van The Third Man, een notoire zwart-witfilm. De sfeer van die dagen is belangrijk. Het grijs en grauw van het naoorlogse Polen. De armoede, de dompelaars op de trein. De sneeuwlandschappen. Stevig rokende personages. Voor dat alles is zwart-wit uitermate geschikt. Dat is het ook voor het Parijs van de jaren vijftig, zoals we het kennen van de foto’s van Robert Doisneau of Ed van der Elsken. Zwart-witfotografen zijn dat, uiteraard. De jazzscene in bar L’Éclipse. Het zwart en wit van de saxofoon spelende negers en blanken achter de batterie. Van de ivoren pianotoetsen. Maar er is ook het zwart en het wit als tegenstelling: tussen Oost en West. Met daartussen die steeds ondoordringbaarder wordende grens. Koude Oorlog.

Dat is allemaal waar. Maar het maakt van de film geen meesterwerk. De contrasten – zowel inhoudelijk als fotografisch – mogen dan sterk zijn, het verhaal is het niet, de dialogen zijn het niet, het scenario is het niet. Cold War biedt niet veel méér dan die tegenstelling. Vormelijk versterkt door het zwart-wit, dat wel, maar dat is niet voldoende om het anachronisme van de techniek te rechtvaardigen. Gevolg: niet één moment leefde ik met de emoties van de personages mee – hoe dramatisch die vaak ook zijn. De acteerprestaties zijn niet uitzonderlijk, de dialogen doen niet méér dan ons te helpen het verhaal te volgen. En hoe kort de film met zijn 88 minuten ook mocht zijn, ik vond hem lang duren.


Een pluspunt toch nog: de muziek. Pawlikowski heeft het over de verdwijnende, maar door het communistische regime nog kunstmatig in stand gehouden Poolse volksmuziek, en contrasteert deze met de westerse jazz en opkomende rock, die bij de in Parijs dolende Poolse ziel duidelijk aanslaat. In Polen wordt de folklore ondertussen vervangen door exotische kitsch, ter compensatie van de natuurlijk veel te Amerikaanse rock. Na anderhalf uur heb je heel wat muziek gehoord. De finale uit de Goldbergvariaties tijdens de eindgeneriek zorgt voor een mooie coda.