maandag 17 april 2017

afscheid van mijn digitaal bestaan 4



hyperbewustzijn

Wat Paul de Wispelaere in 1965 met de experimentele roman Mijn levende schaduw beoogde was behoorlijk ambitieus. (We moeten oppassen met het woord ‘experimenteel’ want het is al te vaak een stoplap voor ‘moeilijk’ of ‘bizar’ of ‘eigenzinnig’.) De Wispelaere wou niets minder dan een evocatie van wat het betekent schrijver te zijn, dat wil zeggen: voortdurend een waarnemer te zijn van het eigen waarnemen, een gevangene van het eigen hyperbewustzijn, een lijder aan het besef dat de enige authenticiteit van de schrijver erin bestaat dat hij niet authentiek kan zijn: ‘…beseffen dat juist die dubbelzinnigheid van het schrijven mijn enig mogelijke vorm is van authenticiteit, ik bedoel: alleen schrijvende kan ik de authenticiteit rechtvaardigen van het niet-authentiek zijn’. Steeds komt ‘het verhalen’ tussen de persoon van de schrijver en de werkelijkheid in te staan; steeds zijn er die ongemakkelijke verdubbeling en het daaruit voortvloeiende isolement (want niemand vindt het leuk slechts een personage te zijn in een nog te schrijven verhaal). De Wispelaere brengt dit beeld op overtuigende wijze aan. Voor een spannend verhaal moet je niet bij hem zijn, maar voor poëzie en schitterende, zeer citeerbare zinnen en een intelligent gecomponeerd geheel dan weer wel.

Tot nu toe vond ik De Wispelaere de auteur van één meesterwerk (Het verkoolde alfabet) en voor het overige een onder topzware theorievorming gebukt gaande en zich weinig van de impact van zijn schrijfsels op zijn omgeving aantrekkende verkenner van de eigen luxeprobleempjes. Maar ik had Mijn levende schaduw nog niet gelezen.