zondag 21 augustus 2016

wolken 2001-2003



wolkenfragmenten uit Geert van Istendael, Mijn Duitsland

2001
Even terzijde, Celan heeft dat beeld schaamteloos gestolen uit het gedicht ‘Er’ van zijn vroegere schoolvriend Immanuel Weißglas (Wir heben Gräber in die Luft, Wij tillen graven de lucht in en Das Grab in Wolken wird nicht eng gerichtet, Het graf in de wolken wordt niet krap bemeten, schrijft Weißglas), zoals Celan bijna beeld voor beeld in zijn ‘Todesfuge’ gepikt heeft uit dat ene gedicht, het woord schaufeln, het haar van Margarethe, die bij Weißglas Gretchen heet, de dood, ein Meister aus Deutschland bij Celan, bij Weißglas ein deutscher Meister en het spelen met de slangen. (246)

2002
Tussen hen en de wereld rijst hun narcisme op, hoger dan alle wolkenkrabbers van de Potsdamer Platz boven op elkaar gestapeld. (323)

2003
Hij voert een dichtbevolkt Walhalla ten tonele, vele goden zingen er door elkaar: Wotan, de onaantastbare oppergod, Fricka, zijn gemalin, Freya, de bevallige godin van de jeugd, de sluwe vuurgod Loge, Donner, die de wolken uiteendrijft met zijn hamer, Froh, die de regenboog in de hemel bouwt en natuurlijk Erda, de oermoeder. (442)