vrijdag 26 augustus 2016

de zomer van 2016 – 51


Noordoost 4
7 augustus

dag 4 - Homberg-Urnshausen - 119 km

Na het ontbijt en het uitchecken begeleidt de uitbater van het hotel mij naar de garage waar mijn fiets geparkeerd stond. We maken een praatje. Hij is inderdaad een Pakistaan, zoals ik vermoedde, maar dan wel een die al een paar jaar in Italië heeft verbleven. In Genua, meer bepaald. Ik zeg dat ik Genua ken van een boek dat ik onlangs las. Hoewel, ik ken Genua helemaal niet, maar ja, wanneer ként men een stad waar men niet woont? (Wanneer kent men een stad?) De Pakistaan heeft het hotel nog maar een week geleden overgenomen. Het heeft meer dan een jaar leeggestaan. Het cliëntèle meekrijgen zal niet evident zijn. Het is een vriendelijke man en ik denk dat wat goedbedoeld advies niet slecht kan aankomen. Daarom zeg ik dat hij voor koffie moet zorgen bij het ontbijt – nu was er enkel thee, en dan nog niet eens zwarte. 'En,' zeg ik aarzelend, 'u moet de taal leren. Anders zult u het vertrouwen van uw Duitse klanten niet winnen. Het heeft niets met de kleur van uw huid te maken. Maar de klanten vinden het vast niet aangenaam om het personeel in een andere, voor hen onbegrijpelijke taal te horen spreken.' De man neemt het van me aan, maar ik vertel hem niets nieuws natuurlijk. Hij zegt nog iets over zijn thuisland, dat daar nu 'very bad people' de plak zwaaien en dat er dus van terugkeren geen sprake is. Maar dat is niet aan de orde: hij heeft nu dit Frankfurter Hof en hij moet daar iets goeds van maken.

Ik ben nog niet eens Homberg uit of ik kan toch niet aan de verleiding weerstaan om bij een bakker een koffie te drinken. Hier is de combinatie bakkerij-kofffiehuis courant. Een oudere man informeert naar mijn reis en kijkt verbaasd op van het traject. Hij moedigt mij aan en zwaait nog eens door de ruit wanneer ik op mijn fiets kruip en mij door de hoofdstraat naar beneden laat bollen, naar de uitvalsweg naar het oosten – waar ik, net als gisteren, opnieuw door een stevige klim koud word gepakt.

Vandaag gaat het fietsen me beter af dan gisteren, maar ik begin toch te twijfelen. Wellicht is terugkeren langs Bohemen, de Donau, Bazel en dan Bourgondië en de Champagne te hoog gegrepen. Het klimmen gaat mij erg slecht af. Het is: zwoegen. Het is: afzien. Ik ben te zwaar en te zwaarbeladen. Dan misschien toch beter langs het noorden en Nederland terugkeren. Ik begin het serieus in overweging te nemen.

In zeker twee dorpen zijn op deze zondag de kerkklokken aan het luiden: hoogmis. Het geluid krijgt 's avonds een echo wanneer ik in bergachtiger gebied in de schuin oplopende weiden naast de weg de eerste schaapsbellen hoor.


In Niederjossa is een dorpsfeest aan de gang. Ik was net van plan om voor de picknick te stoppen en laat mij verleiden tot de obligate dorpsfeest-Bradwurst. Met een sandwich en massa's mosterd! Ik geraak aan de praat met een ouder koppel. Mevrouw is van Sudeten-afkomst. Ik vertel van de plaquette die ik in Alsfeld heb gezien: daarop was sprake van die volksverhuizing. Ik probeer een vergelijking met de vluchtelingencrisis van vandaag, maar op dat onderwerp wordt niet ingegaan. In Bad Herzfeld merk ik die terughoudendheid, dat niet-eenduidige, ook: ik drink er een koffie op een terras en naast mij zijn twee mensen over Ausländer bezig. Op een gegeven ogenblik praat de man heel erg stil maar ik versta iets in de zin van: 'Al die Afrikanen, Irakezen, Afghanen..., ze komen met te veel'. Meer en meer krijg ik de indruk dat het Wir schaffen das van Frau Merkel een officiële kreet is, die wellicht niet door de meerderheid van de bevolking wordt gedragen. Maar ze zeggen het stil.

Alsfeld dus. Dat vond ik een zeer mooi stadje. Een prachtig, ongeschonden marktplein met veel vakwerkhuizen en ook een Rathaus in vakwerk, bovenop een opengewerkte zuilengaanderij in natuursteen. Er was een feest aan de gang. Ik zag priesters klaarstaan om met een zonnebloem in de hand de plechtigheid aan te vatten. Op het podium waarop dat zou gebeuren, speelde, achter een pupiter met kruis, een fanfare. De talrijke en overwegend oude mensen zaten aan lange tafels ongeduldig met een programmablaadje te waaieren. Alleen oude mensen: zo was het ook op het dorpsfeest in Niederjossa. Dat zei die Sudetenvrouw ook: de jongeren haken af, ze zijn niet meer geïnteresseerd, er komt nu veel minder volk dan vroeger naar de feesten.

Na Bad Herzfeld wacht opnieuw een zware klim. Het landschap is wel mooi, dat wel. Maar wat heb je daaraan als het fietsen te zwaar uitvalt. In Dermbach heb ik al 115 kilometer op de teller. Ik vind er geen camping. Wel een hotel, maar het is mooi weer en ik ga toch niet al dat gewicht van die tent en matras voor niets hebben meegesleurd? Mensen wijzen mij de weg naar Camping Schonsee even voorbij Urnshausen. Daar ontmoet ik heel vriendelijke mensen. Ze zijn van de streek en komen hier tussen Pasen en oktober elk weekend. Ze helpen mij, ongevraagd, met het opstellen van mijn tent, schotelen mij een portie goulash voor, vragen naar mijn reis en naar mijn familie en naar wat ik doe, lenen mij hun stekker om mijn gps op te laden... Echt campingmensen, met campingsolidariteit! ‘We zijn er toch om elkaar te helpen,’ zegt een van die vrouwen. ‘En je moet daar niet altijd iets voor terugdoen – want dan is het niet echt helpen.’ Ik spreek haar niet tegen. Mijn campingvrienden-voor-één-avond zijn heel verbaasd dat ik niet mee met hen aan het bier of de schnaps ga. Ze vertellen wat ze doen in het leven, en hoe het vroeger was, toen ze aan de oostzijde van het gordijn, dat hier in deze streek het land verdeelde, een ander bestaan leidden. ‘We hadden van alles minder, ook van de stress die we nu moeten doorstaan om aan al die nieuwe behoeften tegemoet te komen.’ Was het vroeger beter? Dat is de obligate vraag. ‘Neen,’ luidt het antwoord. ‘Maar het leven was eenvoudiger.’ Het antwoord is dus niet eenduidig.

Ik zit dit hier nu gezeten op een balk voor mijn tent te tikken en het is inmiddels donker geworden. De muggen komen op mijn scherm af.

Morgen moet ik nog over die fietspaden schrijven, en over witte kwikstaarten en over roofvogels want het intrigeert me waarom die fluiten naar elkaar wanneer ze op de thermiek in cirkels de hoogte ingaan. Zo verraden ze toch hun aanwezigheid aan hun prooi?

Wie zich wil vergewissen van de eentonigheid van zo'n fietsreis, kan de foto's bekijken die ik om de 10 kilometer maakte, zonder mij te bekommeren om het uitzicht of de inhoud.