zaterdag 27 augustus 2016

de zomer van 2016 – 52


Noordoost 5

8 augustus

dag 5: Urnshausen-Erfurt - 99 km
Voor het inslapen gisterenavond in mijn tentje heb ik een uil gehoord. Maar niet voor lang want er waren ook nog gesprekken aan de gang, en kinderen die nog speelden en dus heb ik een halfje om te slapen genomen. Dat werkte. Tot een uur of zes. Toen was het al klaar aan het worden en ik draaide me nog één, twee keer om, maar geen derde keer want nu pas merkte ik hoe scheef mijn tent opgesteld stond en hoe hard al bij al mijn matras was. Opstaan en opbreken dus. Ik haalde nog mijn gps op, maar die was helemaal niet opgeladen: de spanning op de campingcarbatterij van mijn Duitse vrienden-voor-één-avond was niet voldoende blijkbaar. Geen gps dus, vandaag. Jammer, want ik had graag geweten of de 888 meter die op de kaart staat aangegeven voor de Rennsteig waar ik overheen moet, er is geen andere mogelijkheid, effectief overeenstemt met de werkelijkheid, althans de werkelijkheid zoals hij wordt geregistreerd door dit nieuwe speeltje – dat mij al veel diensten heeft bewezen in mijn worsteling met de Duitse fietspadlogica.

Vanaf nu fiets ik in wat vroeger de DDR was: de Duitse Democratische Republiek. Van de overgang merk ik niet veel. De wegen zijn uitstekend, de signalisatie is dezelfde (afgezien van het bekende groene mannetje op de oversteekplaatsen voor voetgangers). Ook hier is er ondertussen fietspadinfrastructuur. Er moet onvoorstelbaar veel zijn geïnvesteerd, vaak met Europees geld (zoals informatieborden aangeven). Ik zie een eerste Trabantje. De volgende dagen, hoe meer ik naar het oosten rijd, zullen er mij toch enkele verschillen opvallen. De dorpen zullen grauwer ogen, er duiken kasseistroken op, de gemiddelde omvang van de auto’s wordt kleiner, het verkeer minder druk.

Ik ontbijt onder een eik in Rossdorf. Rond de stam is een halvecirkelvormige bank gemaakt en er staat ook een tafel. Ik observeer de mussenzwerm in de aanpalende weide en overweeg twee dingen: dat ik bij ons een dergelijke zwerm al lang niet meer gezien heb, en dat het werkwoord 'fladderen' zeer goed gekozen is want het geeft aan welk geluid zo'n zwerm maakt, het is als ritselen maar dan heviger en sneller, en in die zin kan een zwerm mussen niet écht worden vergeleken met bladeren die in de late zomer in een smalle steeg door een plotse wind worden opgetild – het kan ook de vroege herfst zijn, nu soit, dat doet er eigenlijk niet toe.

Na dit ontbijt vind ik pas in Schmalkalden een geopend Gasthaus. Enfin, Der Kron op het fraaie centrale plein van Schmalkalden is nog niet open. Een man is de stoelen en tafeltjes aan het ontketenen. Het is acht voor tien wanneer ik hem vraag of ik een koffie mag bestellen. 'We zijn nog niet open,' zegt hij. Ik vraag hem dus wanneer hij wel open is. 'Om tien uur,' luidt het antwoord. Dus ga ik maar koffie drinken aan de overkant van het plein.

In Kleinschmalkalden, het laatste dorp voor de col, vind ik nog een winkel, zo een van die kleine supermarkten die ook hier, net als stilaan overal in Europa denk ik, de dorpskruideniers hebben verdrongen. Ik koop gerookte worst, een plaatselijke Kümmel-kaas, een appel, een banaan, chocolade van Ritter, een limonade van Tönissteiner (lekker!) en een blikje cola. Veel suiker dus, en dat zal nog van pas komen.

De Rennsteig ligt in het Thüringer Wald op de weg van Schmalkalden naar Gotha. Nu hoop ik maar dat deze 888 meter hoge col beklimmen op uitgerekend 8 augustus (in het jaar 16) niet een beetje te veel de goden tarten is. Maar de helling valt uiteindelijk nog mee. Er is al zeker driehonderd meter gewonnen door een hele tijd stroomopwaarts langs de rivier te rijden, de laatste driehonderd is de eigenlijke pas. Ik vat het filosofisch op: zolang ik niet stilsta, ga ik vooruit. Dat is de beste attitude op deze altitude.

Na de top wacht een afdaling tot in het een halve kilometer lager gelegen Gotha – een stad die ik op aanraden van S. aandoe. Nog voor ik daar aankom, vind ik aan een vijver een mooie picknickplaats, dat wil zeggen: met een bank in de schaduw. Terwijl ik eet word ik opgeschrikt door een grote vis die opeens zijn schuilplaats verlaat om naar lucht te happen. Iets verderop, wanneer ik net weer eens een 10 kilometer-foto gemaakt heb, word ik aangesproken door een oude man. Vanwaar-waarheen: de standaardprocedure. Hij kijkt me verbaasd aan en geeft me – letterlijk – een schouderklopje, heel zacht en vriendelijk. En waarlijk: dat doet deugd.


Gotha is inderdaad mooi. De stad prijst zichzelf aan als residentieel. Ik dwaal er wat in rond op mijn fiets, die ik natuurlijk liever niet ergens achterlaat. Op een van de pleintjes word ik aangesproken door een vrijwilliger van het Rode Kruis. Ik stem de door al mijn achten verontruste goden gunstig, denk ik dan, door mij een vrijwillige storting ergens halfweg september te laten aansmeren.

Even voorbij Gotha passeer ik Tüttleben (waar er ook een Kindergarten is). Ik zie in een flits – en herken – een driehoekig grasveldje naast de weg die er dwars door het dorp snijdt, met op dat perk enkele stèles met de namen van slachtoffers van oorlogen. Hier was ik ooit met S., besef ik opeens, tijdens onze reis naar Weimar, Dresden en Bohemen. Ik heb van die stèles nog een foto gemaakt.

De steeds strakker wordende westenwind blaast me recht naar Erfurt. De hotels zijn er prijzig, ik beland in het Ibis. Ik maak een avondwandeling, tijdens dewelke ik als een echte toerist op een terras Italiaans eet: een 'gemengde sla' en een spaghetti met gedroogde en ongedroogde tomaten en ruccola. In de straten wordt een theaterstukje opgevoerd: de mensen worden uitgenodigd om zich aan te sluiten achter een soort rattenvanger van Hamelen. En ze doen het ook, ze hebben allemaal een hoofddoek aangemeten gekregen, en bovendien voeren ze ook nog eens de vereiste gebaren en pasjes uit.

Onder de dom wordt een opera opgevoerd. Alles is zorgvuldig afgesloten, ik kijk tegen de achterkant van het podium aan. Ik hoor wel de muziek. Ik maak door de afsluiting een foto. Twee mannen naast mij beginnen te mopperen: 'Hij kan niets zien van die opera en toch maakt hij een foto.'

Morgen moet ik beslissen wat ik doe. Ik heb geen zin meer in bergen: ze zijn mij te zwaar. Ik kan maar beter mijn hele plan om langs Zuid-Duitsland en Bazel terug te keren omgooien en voor het alternatief kiezen: noordoostelijk, achter Berlijn om, eventjes Polen aanraken, maar dan Noord-Polen (ik herinner me nu dat de campingmensen me waarschuwden voor Polen, ze zouden er mijn fiets stelen!), om dan vervolgens terug te keren door noordelijk Duitsland, Hamburg en Bremen ontwijkend, en vervolgens door Friesland (daar wil ik al lang eens naartoe), en zo door Nederland terug naar huis. 

Wie zich wil vergewissen van de eentonigheid van zo'n fietsreis, kan de foto's bekijken die ik om de 10 kilometer maakte, zonder mij te bekommeren om het uitzicht of de inhoud.