maandag 18 juli 2016

de zomer van 2016 – 30


17 juli

We starten voor een rit van 95 kilometer door het interfluvium van Leie en Schelde aan de noordoostelijke rand van Kortrijk. Meteen doen we Kuurne en Bavikhove aan. In Bavikhove ben ik heel lang geleden nog geweest: mijn moeder was van daar en ik ben er een paar keer op bezoek geweest bij mijn dooppeter, nonkel Michel. Dat moet eind de jaren zestig zijn geweest. Hij woonde op de bovenste rand van een vanaf de Leie schuin oplopende akker. Ik heb vage herinneringen in mijn hoofd van hoe de omgeving er toen uitzag. Nu herken ik niets. Alles is volgebouwd met lelijke, lelijkere, om ter lelijkste huizen en bedrijfsgebouwen. Alles lijkt wel verkaveld, van de open ruimte die ik in mijn hoofd had, blijft schijnbaar niets over. De rit voert ons verder noordoostwaarts langs de Leie door Ooigem, Oeselgem en Olsene, vervolgens langs Kruishoutem, Nokere en Ooike tot vlakbij Oudenaarde (ik kan in de verte de vertrouwde toren zien staan), en we keren terug langs de Kluisberg en het mij voorheen totaal onbekende Escanaffles, dat net over de taalgrens ligt. ¶

In wat dan het holst van de nacht heet, voer ik S. en A. naar Zaventem. Ze moeten er twee uur voor hun vlucht van half zes aanwezig zijn. Dus moeten we hier om kwart over twee vertrekken… Het is lang geleden dat ik nog eens met de auto naar Brussel reed – ik vind het nu gek dat ik dat ooit een tijd bijna elke dag deed. De controle bij het binnenrijden van het luchthaventerrein is niet meer dan symbolisch. Bij de terugrit zie ik links, in het zuidwesten, een bijna volle maan vlak boven de horizon. De shuffle brengt een passende soundtrack: Radioactivity van Kraftwerk, Sun Ra van dEUS (op YouTube: schitterende vocale prestatie van Mauro Pawlowski vorig jaar in São Paulo), Lady Shave van The Virgin Prunes… De maan zakt links steeds verder. Ik zie opeens in haar iets wat ons met de kosmos verbindt. Hoe dichter ze de grond nadert, hoe groter ze wordt. Wolkenslierten hangen er nu voor. En rond twintig over vier zie ik haar een laatste keer. Dan is ze weg, en ik kijk voor het eerst eens schuin achter mij aan de andere kant: het noordoosten. Daar licht de lucht al op. Even voel ik mij buiten de tijd en de ruimte – geen hemellichaam waaraan ik mij vast kan haken. Ik rijd door, voel mij stilaan overmand door slaap. Het is een bijzondere rit. ¶