woensdag 20 juli 2016

de zomer van 2016 – 32



19 juli

Wie is bang voor moslims? van Ludo De Witte (2004) leert mij dat het concept ‘multiculturele samenleving’ niet alleen een feitelijke vaststelling is, of een antropologisch in te vullen gegeven, maar ook een theoretische beoordeling van hoe een dergelijke samenleving, met een naast of met elkaar leven van autochtoon en allochtoon, moet ingevuld worden. Ik had er nooit eerder bij stilgestaan dat het evengoed een normatief begrip kon zijn, zoals ‘parlementaire democratie’ bijvoorbeeld, of ‘rechten van de mens’.

De stevig gedocumenteerde studie van De Witte is opgehangen aan de gebeurtenissen rond de veelbesproken figuur van Dyab Abou Jahjah, die iets meer dan tien jaar geleden de Vlaamse politieke leiders onrustig maakte met zijn Arabisch-Europese Liga (AEL), een politieke organisatie die als voornaamste doel had – ook al werd dat door sommigen anders begrepen – om de Arabische minderheid in ons land meer politieke rechten te verzekeren. (De ‘Arabische’ minderheid werd toen nog niet vanzelfsprekend vereenzelvigd met ‘moslims’ of ‘de islam’.) Ondertussen zijn de tijd en de wereld niet blijven stilstaan, maar ik kan toch ten zeerste het boek van De Witte aanbevelen want het verheldert nog altijd veel van wat wij nu meemaken. Zo is het inderdaad onontbeerlijk voor wie iets van de huidige gespannen verhouding tussen de moslimwereld en Europa wil begrijpen, om zich degelijk te informeren over de Palestijnse kwestie en de ontstaansgeschiedenis van Israël en dus ook van de conflicten in dát deel van de wereld. De Witte zet dit bijzonder helder en bevattelijk uiteen. Hij heeft daarbij veel oog voor mediamanipulaties: de manier waarop de (gecontroleerde) media de zaken aan ons voorstellen. Ik beveel dit boek dan ook aan, zeker voor wie, zoals ikzelf, iets minder vanuit de buik en meer met het hoofd wil begrijpen waar het op steeds acutere manier over gaat in onze samenleving, die, zoals iedereen intussen wel weet, niet langer monocultureel is en waarbinnen een etnocentrisme steeds lastiger te handhaven blijkt.

De vraag is onder meer op basis van welke principes het samenleven van die meerdere culturen (of etnieën) in één en dezelfde ruimte kan en moet worden geregeld. Tot nu toe dacht ik gewoon dat ‘multicultureel’ wilde zeggen: er bestaan de facto verschillende culturen naast elkaar, die onderling ook contacten hebben en beïnvloedingen, conflicten eventueel, en waarbij het verkeer wordt geregeld binnen wat je een hiërarchische verhouding zou kunnen noemen. Wij en zij. Wij waren hier eerst en zijn in de meerderheid, en laten – louter op basis daarvan – rechten gelden. Wij moeten onthalen, waarbij zij zich dienen te houden aan de regels die zij als bezoekers te aanvaarden hebben, maar tegelijkertijd moeten wij ook open staan en bereid zijn te leren van wat zij ons te bieden hebben. En de waarheid ligt altijd ergens in het midden, maar voorlopig toch nog altijd meer aan onze zijde. Dit model van multiculturalisme wil ik gerust antropologisch noemen: het is gebaseerd op wat ik veronderstel dat min of meer de manier is waarop, in álle culturen, de omgang tussen onderling verschillende bevolkingsgroepen wordt geregeld. Het multiculturele of ‘multi-etnische’ model echter is dat er in één ruimte, in casu Vlaanderen, de facto, of we dat nu leuk vinden of niet, meerdere culturen naast elkaar bestaan en dat deze, ongeacht hun omvang of democratisch-gelegitimeerd gewicht, eenzelfde aanspraak kunnen maken op de rechten die, binnen een samenleving, in casu de ‘onze’, nu eenmaal aan bevolkingsgroepen toekomen. Het gaat dan om het recht deel te nemen aan verkiezingen, aan het onderwijs, aan de arbeidsmarkt, maar ook om het recht om de eigen godsdienst te beleven of om een eigen onderwijs in te richten en de eigen taal te spreken. Een bevolkingsgroep (nieuw en kleiner in omvang) die vindt dat deze rechten hem niet vanzelfsprekend worden verleend, kan zich organiseren om ze af te dwingen. Daar valt veel voor te zeggen, maar op een bepaald ogenblik word je toch met conflictsituaties geconfronteerd en op basis van welk waardenpatroon ga je dan beslissen? Dit probleem blijkt uit volgend citaat (bladzijde 154), waaruit blijkt dat een ‘multi-etnische samenleving’ toch ook het bestaan van ‘een dominante cultuur’ erkent: ‘een samenleving met verschillende volksgemeenschappen, elk met een eigen (deel)cultuur en een verschillende en evoluerende drang naar politieke ontvoogding, die zich ontwikkelt onder één enkele rechtsorde die onvermijdelijk door de dominante cultuur is getekend’. Dominantie is er dus altijd, wat zich uiteraard niet hoeft te vertalen in een morele superioriteit. De ‘dominante’ cultuur kan van de ander leren en moet daartoe ook bereid zijn. ¶