175 bladzijden lang word je meegezogen, onweerstaanbaar – en je weet bij god niet waarheen, waartoe, waarom. Een man, de ik, geraakt in China verwikkeld in een schimmige transactieaffaire. Geld wordt overhandigd, maar welk en wiens geld? En geld waarvoor? Dat is allemaal niet duidelijk. Twee al even onduidelijke, maar daarom niet minder intrigerende personages, zetten een spannend verhaalverloop in gang. Zhang Xiangzhi draagt een sfeer van criminaliteit en bedreiging voor zich uit; de mooie Li Tsji doet de ikfiguur ei zo na Marie vergeten, de vrouw die hij in Frankrijk heeft achtergelaten, die hem het geld heeft meegegeven, en van wie niet geweten is of zij nu nog wel of niet meer aan de ikfiguur gelieerd zal zijn nadat deze zal zijn teruggekeerd in Europa. We maken een nachtelijke treinreis mee in China, een aankomst in een heet en stoffig Peking, een vlucht op een motorfiets.
Het verhaal eindigt op Elba. Ook daar is het heet, maar het is een andere soort hitte. Er is een begrafenis, en er is ook hier veel onduidelijkheid. Maar hier wordt wél duidelijk waarvoor het hoofdpersonage op de vlucht was.
Jean-Philippe Toussaint slaagt erin om met Vluchten de lezer te hypnotiseren. Lange zinnen, een ijltempo, onverwachte wendingen, een gestage en overwogen spanningsopbouw. De slotscène is uitermate gedragen, riskant ook, van een grote poëtische kracht, ontroerend.