zaterdag 16 januari 2010

dag 875 – 100107 – donderdag

Ik was al niet zo enthousiast over Grijze zielen en over Het kleine meisje van meneer Linh ben ik het nog veel minder. Het is me een iets te simpel verhaal, geschreven in een iets te simplistische taal, met al te doorzichtige stijlmiddelen. Bovendien is het verhaal melig en loopt het uit op precies die gebeurtenis die je al een paar tientallen bladzijden op voorhand had vooruitgeschoven als de mogelijke ontknoping die je niet plausibel genoeg zou vinden. Waardoor je haar, hoe dramatisch ze ook is, met de grootste onverschilligheid over je heen laat komen.

Mijnheer Lenh is een vluchteling die wordt opgevangen in een land waar men een taal spreekt die hij niet begrijpt. Er schort nog iets meer aan zijn communicatievaardigheid. Hij heeft de hoede over zijn kleindochter, wier naam een homoniem is van sans dieu: Sang diü. Ook aan dat wezentje, dat opvallend rustig blijft onder de gebeurtenissen, scheelt wel iets.

Het was misschien een goed idee om een novelle te schrijven vanuit het standpunt van een aangespoelde, maar Claudel grijpt werkelijk alle mogelijkheden aan die in zijn register besloten liggen om de tegenstelling tussen ginds en hier zo scherp mogelijk te tekenen: warm/koud; junglegroen/Calaismiezergrijs; vriendelijke dorpsgenoten/norse stedelingen… Karikaturaler kan het nauwelijks.

En het is nog erger dan dat want veel meer dan die tegenstelling heeft Claudels novelle niet om het lijf. Meneer Linh wordt niet zo heus behandeld, hij belandt op een plaats waar hij niet graag is, hij verlaat die plaats, en… Nu ja, u leest het zelf maar als u wilt weten wat er met meneer Linh gebeurt. Mij interesseerde het op de duur niet meer omdat het mij enkel zou hebben kunnen interesseren indien de stijl mij daartoe zou hebben aangezet – zoals het nu eenmaal altijd gaat met romans: het thema mag razend interessant zijn, als de verpakking, en de strik rond de verpakking, niet overtuigen, dan kan de auteur maar beter andere vehikels zoeken om zijn boodschap over te brengen.

Neen, de stijl van Claudel is niet mijn ding. Een staccato aaneenschakeling van korte, franjeloze zinnetjes; nauwelijks een sprankelende vergelijking; buitengewoon clichématige beelden (‘ronddraaiende hijskranen’ zijn ‘ijzeren reigers’), die soms niet eens kloppen: ‘In de zachte bries schrijven de zwaluwen onzichtbare gedichten in de hemel.’