De onlangs overleden Amerikaanse intellectuele (essayiste, vredesactiviste, romanschrijfster, icoon van de Amerikaanse culturele elite) Susan Sontag bundelde kort voor haar dood een aantal van haar essays over kunst, literatuur, fotografie, politiek… Gezien de status van deze grote dame kon het natuurlijk niet anders of ze moest het ook hebben over een paar van mijn favoriete auteurs! Zo richt ze zich in een ontroerende brief rechtstreeks tot haar – dan al tien jaar overleden – ‘held en schutspatroon’ Jorge Luis Borges: ‘Als boeken verdwijnen, zal de geschiedenis verdwijnen en dan zullen de mensen ook verdwijnen.’ En in een essay dat aan W.G. Sebald is gewijd, klinkt diezelfde gedachte door in een citaat van de man wiens veel te kleine oeuvre Sontag een van de weinige beschikbare antwoorden acht op de vraag hoe verheven literatuur er in onze tijd kan uitzien, ‘gezien de onverbiddelijke afbrokkeling van het streven naar literaire perfectie en de daarbij horende opkomst van zouteloosheid, gladheid en nodeloos geweld als norm voor romanthema’s’. De Sebald-achtige protagonist in De ringen van Saturnus mijmert over ‘de raadselachtige bestendigheid van het schrift’. En Sebald schrijft daarbij de zeer borgesiaanse zin die Sontag citeert: ‘Telkens wanneer ik een van die aantekeningen ontcijfer, verbaast het mij dat een in de lucht of in het water allang uitgewist spoor hier op papier nog steeds zichtbaar kan zijn.’
Susan Sontag, Waar de nadruk ligt, De Bezige Bij, Amsterdam (2001), 412 p., van 29,50 naar 7,99 euro bij De Slegte.