dinsdag 7 oktober 2025

facebookbericht 1203

dit is een reactie op een reactie van Geerard Goossens op mijn notitie 491

G.G.: <<Het komt me in je mooie getuigenis voor alsof je niet enkel een geweten hebt, zoals ieder van ons - ook de mensen in je leesclub - maar dat je een beetje aan de neiging moet weerstaan om te doen alsof je hét geweten bent - het geweten namelijk dat dan oordeelt over 'medeplichtigheid aan genocide' of niet. Een ding echter weet ik bijna zeker, namelijk dat je géén internationaalrechterlijke instantie bent, noch een rechter in zo'n instelling. En je mag het betreuren, maar rechterlijke oordelen vallen voorlopig nog niet op facebook.

Laat ons het dus bij de morele kant van de zaak houden, waar ik - voor je enthousiaste beamers en je eventueel wat meer afstandelijke, kritische lezers - twee heel algemene opmerkingen bij heb. ( Als ik nog mag en al niet in het kamp van de medeplichtigen zit, uiteraard.)

1. Wie een beroep doet op het begrip menselijkheid om zijn eigen (politieke) keuzes mee te verklaren en te legitimeren, sluit daarmee automatisch de mogelijkheid van een legitieme tegenstander uit, omdat ook die tegenstander natuurlijk niet ophoudt mens te zijn en menselijkheid dus geen onderscheiding is die op een politiek meningsverschil kan duiden. (Politieke) strijd die in naam van de menselijkheid gevoerd wordt heeft echter wél een bijzonder intense politieke zin, want het verhevigt en polariseert inderdaad de politieke strijd: een gewone tegenstander wordt daardoor een vijand. Als men in naam van de menselijkheid zijn (politieke) tegenstander bestrijdt, is dat geen strijd van de menselijkheid, maar een strijd waarin een bepaald kamp zich een universeel begrip poogt toe te eigenen tegenover zijn tegenstander, teneinde zich - ten koste van die tegenstander- met dat begrip te identificeren. Het voeren van de deugd menselijkheid in je vaandel kan, aangezien men dergelijke verheven benamingen nu eenmaal niet zonder bepaalde consequenties gebruikt, volgens mij alleen maar de verschrikkelijke pretentie tot uitdrukking brengen aan de tegenstander de eigenschap mens te zijn te ontzeggen, om dientengevolge genoodzaakt te zijn de strijd tot een uiterste te drijven.

2. Een samenleving waarin je opgeroepen wordt een dringende (morele, 'menselijke') 'keuze te maken', waarin je moét zeggen of je 'voor' of 'tegen' bent, waar je ‘ja’ zegt of anders ‘nee’, waar je 'pro' of 'contra' bent en waar je zodoende altijd, waar het ook over gaat, tot hetzij de ene 50 procent van de bevolking, de goede ( hier 'de niet-medeplichtige'), hetzij tot de andere 50 procent behoort, de slechte ( in dit geval de medeplichtige) - is een samenleving die gevangen zit in een zogenaamd 'vals dilemma'. Nog voorkomende vormen van zo'n dilemma zijn het 'alles of niets' of 'of het een of het ander' of het 'of ik of jij'. Typisch is dat een vals dilemma elke vorm van bemiddeling categorisch uitsluit. Voor wie van zo'n dilemma uitgaat, moet een (politiek) debat dan ook 'eigenlijk' zinloos zijn.

Nu is zo'n dilemma natuurlijk niet altijd 'vals': er zijn zeker situaties waarin er maar twee opties zijn. Dat zijn zogenaamde existentiele situaties, bijvoorbeeld bij oorlogen of bij verzet tegen een dictatuur. Daarom ook moeten degenen die het dilemma niet beoordelen op basis van de situatie, maar elke situatie met dit dilemma, zich voortdurend in een soort staat van oorlog bevinden.Of op zijn minst doen alsof. Men zal dan ook altijd op zoek naar medestrijders en wie niet meestrijdt of durft te twijfelen is snel een verrrader. Wie het dilemma toepast, zal alleen reageren op kritiek op zijn beoordeling van de situatie volgens een typisch schema: "Wie het niet ziet zoals ik het zie is wereldvreemd en blind voor de werkelijkheid, hij kijkt ervan weg". Of, of dus, er is geen derde.

De aanname van een vals dilemma veronderstelt dat eigenlijk alleen de eigen regels gelden, dat alleen de eigen wil geldt. Iedereen die van zo'n vals dilemma uitgaat, bevindt zich dan ook fundamenteel in strijd met alles wat niet aan de eigen regels voldoet en dat zal steeds zo zijn. Hij verabsoluteert wat van hemzelf is en daarmee het verschil met wat niet van hemzelf is. En maakt zo bemiddeling, differentiatie en differentiatie van perspectieven onmogelijk. Brengt men dit relativisme van de verabsoluteerde positie over op een samenleving, dan valt die uiteen of eindigt in een burgeroorlog.

Tegelijk, een democratische debatcultuur kan er altijd tegen dat sommige deelnemers in valse dilemma's denken. Men zal deze deelnemers niét uitsluiten door deze manier van denken op te vatten als een morele fout. Het valse dilemma komt ook niet voort uit ideologische verblinding. Het is vals omdat men een probleem creëert waar men vooral zelf constant mee worstelt.

Dat is gemakkelijk in te zien. Als je vanaf het begin ervan uitgaat dat je gelijk hebt, dan heeft iedereen het vanaf het begin bij het verkeerde eind. En de ander heeft niet alleen ongelijk, de ander spreekt je ook nog eens de hele tijd tegen. Het is toch godgeklaagd? Met andere woorden, als je het valse dilemma aanneemt, zet je jezelf onder enorme druk. Je formuleert voor jezelf een houding die niet meer door bemiddeling kan worden opgelost. Men ziet zich niet meer gebonden aan wat men met de ander deelt. Tegelijkertijd eist men wat verondersteld gemeenschappelijk is, bijv. menselijkheid, maar waar alleen de ander zich aan dient te houden. En dat werkt natuurlijk niet.

Mijn besluit: ik denk dat het je concentreren op die onderwerpen in je leesclub waar je wél mogelijkheden van bemiddeling ziet nog niet zo'n slecht idee. Volgens mij is namelijk elke theorie van het meningsverschil die niet de onmisbare politieke en andere sociale functie erkent van dingen met rust laten, van zwijgen en van vergeten, niet deugdelijk als leidraad voor buitenpolitieke en politieke geschillenbeslechting. En in elk geval is de moralisering van veronderstellingen over de werkelijkheid in de meeste gevallen niets anders dan een middel tot morele zelfprivilegiëring en verstikt het publieke en private debatten, in plaats van die gesprekken te oriënteren, onder een deken van politieke correctheidschuim.>> 


@1

Menselijkheid, inderdaad een ‘deugd’, een morele categorie dus, noopt mij ertoe om aan de kant van de slachtoffers te staan. Niet van de daders, en daarmee bedoel ik zowel de Hamas-terroristen als de Israëlische machthebbers. Het vermoorden en ontvoeren van respectievelijk – ik rond af, hoe cynisch dat ook moge klinken – 1200 en 250 feestvierders vandaag twee jaar geleden is op geen enkele manier goed te praten, ook niet na meer dan honderd jaar zionisme en bijna tachtig jaar kolonialisme en onderdrukking. Net zomin als het vermoorden van inmiddels 67.000 Palestijnen, die heus niet allemaal lid zijn van Hamas, goed te praten is, en al zeker niet van de 12.000 (?) kinderen onder hen. (En dat zijn dan enkel de slachtoffers van dit conflict en niet van vroegere slachtpartijen, onder meer de Nakba in 1948 en de niet door de Israëlische troepen verhinderde slachting in de vluchtelingenkampen Sabra en Shatila in 1982, en van de tot op heden aanhoudende uitdrijvingen uit de Palestijnse gebieden in de Westelijke Jordaanoever. Al die conflicten hebben geleid tot meestal veel kleinschaligere intifada’s en vergeldingsacties, onder meer de moord op de atleten in München (1972) en nu de uit wanhoop geboren en zichzelf in extremisme verloren hebbende wraakzucht van Hamas.) Er is in dezen geen ‘goede kant van de geschiedenis’. Wie dat wel gelooft, moet mij eens duidelijk maken welke menselijkheid bepaalt wanneer het ‘genoeg’ is. Wanneer is de wraakhonger gestild? Naar mijn aanvoelen is die grens allang overschreden. Dat is de vraag die ik stel aan mensen – o ja, ook zeer ‘menselijke’ mensen – die de Israëlische kant kiezen: waar stoppen jullie? Bij 100.000?, bij 1 miljoen?, bij de dood of uitdrijving van de allerlaatste Gazaan? Op basis van welke morele categorie ijken jullie de bevrediging van jullie wraakzucht?

@2

Ik kan uw redenering over valse dilemma’s niet volgen. Ik bedoel dat ik ze niet begrijp.

Toch dit. Ik probeer niemand te overtuigen. Om de heel eenvoudige reden dat ik ervan overtuigd ben dat zoiets niet mogelijk is. En omdat ik zelf over onvoldoende inhoudelijke argumenten beschik. Niet dat die er niet zouden zijn (ik geloof nog altijd in zoiets als ‘de waarheid’ en dus dat ze er wél zijn), maar omdat ik ze onvoldoende ken en ze dus in een beschaafd gesprek (geen scheldpartij) niet kan gebruiken. Ik heb onvoldoende op de kwestie gestudeerd (en heb daar ook geen zin in) en delf vast en zeker het onderspit tegen een tegenstander die dat wél heeft gedaan en mij om de oren slaat met argumenten die hij of zij uit hoofdzakelijk andere bronnen betrekt dan deze die ik gewoonlijk consulteer. En dus ga ik dat beschaafde gesprek niet aan. Noem het voor mijn part lafheid of luiheid. Ik noem het intellectuele eerlijkheid. Maar dat betekent niet dat ik mij als, opnieuw, ‘mens’ niet geroepen kan voelen om mijn solidariteit met de slachtoffers (aan beide zijden) te betuigen en om de wreedheid van de onbegrensde wraakoefeningen die nu al twee jaar aan de gang zijn en waarvan niemand mij kan zeggen wanneer ze zullen stoppen aan te klagen. Ik ben voor Palestina beginnen demonstreren niet na 7 oktober 2023 maar wel vanaf het moment dat ik begon te vinden dat de Israëlische wraakoefening disproportioneel aan het worden was. Zwijgen voelt hier aan als schuldige onverschilligheid. Dat is dan inderdaad misschien het ‘existentiële’ van mijn dilemma.

Uw opmerking ‘wie niet meestrijdt of durft te twijfelen is snel een verrader’ is een impliciete beschuldiging. Ik zei het al: ik geloof er niet in dat ik iemand kan overtuigen. Net zomin als ikzelf zou kunnen worden overtuigd door de mening die tegenover de mijne staat, dat besef ik maar al te goed. Ook ik zit volop mee in die polarisatie. Dat is dan de onredelijkheid die dit debat verziekt en de polarisatie nog meer in de hand werkt. Het enige wat ik kan doen, is het gesprek afbreken wanneer de argumenten die door de tegenpartij worden gebruikt mij al te gortig worden en het dus niet langer redelijk of beschaafd is. (Zoals het argument ‘meer geboren dan dode Gazanen’, of als de tegenstander ronduit islamofoob blijkt te zijn of mij van antisemitisme zou beschuldigen.)

Het venijn van uw betoog in de staart – ‘politiek correct’ – is al even onnodig als uw uithaal tussen haakjes in uw inleiding – een uithaal waarmee u mij opnieuw in een van de twee kampen probeert te steken, alsof er geen metastandpunt mogelijk zou zijn. U hebt ondertussen die een uithaal ingeslikt, waarvoor mijn appreciatie.