voor
deze rubriek selecteer ik de beste stukken die op deze blog zijn
verschenen
16
augustus 2017
Het
mooiste moment van deze 1ste augustus 2017, de zesde dag van mijn
reis naar Frankrijk, was toen ik langs de kust fietste vanuit
Plougonvelin, waar ik dezer dagen bij H. & B. logeer: eerst naar
Pointe de St. Mathieu en vervolgens noordwaarts tot in Ploudalmézeau,
waar ik, alvorens de saaiere en vanwege de tegenwind ook lastigere
terugtocht aan te vatten, in een café een koffie dronk, niet zonder
een stamgast die vertelde dat er vandaag voor zijn deur een circus
zijn tenten had opgezet, te moeten tegenspreken met betrekking tot
het welzijn van de gevankelijk meegevoerde en tot het uitvoeren van
vernederende trucs aangezette leeuwen en tijgers – hij had
uitdrukking gegeven aan zijn verwondering over het feit dat een
aantal jongelui verzet had aangetekend tegen de komst van het circus
want vroeger waren uitgerekend de kinderen toch het meest tevreden
wanneer zo’n attractie het dorp aandeed? ‘Ze geven toch niet de
indruk er ongelukkig uit te zien,’ zei de man over de circusdieren.
‘Ja, dat kan wel zijn,’ antwoordde ik, ‘maar heeft u er al wel
eens over nagedacht dat u hun al dan niet gelukkig zijn beoordeelt
vanuit het standpunt van de mens en niet uit dat van de leeuw of de
tijger?’
Nu
goed, ik wou het hebben over die rit langs de kust via Le Conquet, de
Pointe de Corsen, Lampaul-Plouarzel, Blérès, Lanildut, Porspoder,
Trémazan, Portsail... – en dan laat ik nog een deel toponiemen
onvermeld, namen die, alsof ze zo al nog niet exotisch genoeg
klinken, telkens op de wegwijzers en gemeenteborden nog eens
verdubbeld worden met hun Bretonse equivalenten, die nog veel
vreemder klinken en die, zeer on-Frans, opmerkelijk veel k's
bevatten.
Het
was vandaag mooi weer met blauwe lucht en overzeilende wolken: de
decorbouwer had de best bij de geologische en maritieme gegevenheden
passende rekwisieten bovengehaald. Zeer clichématig, dat wel, zodat
elke poging tot beschrijving hier de stijlgevoelige haren ten berge
zal doen rijzen. Maar daar trek ik mij niets van aan. En dus: het
licht danste op de opmerkelijk blauwe golven die, omdat er maar
weinig wind stond, niet schuimden of met veel kabaal op de rotsen
braken maar integendeel bedaard uitbolden op de witte strandjes waar
baders, zwemmers, surfers en zandkastelenbouwers in alle rust hun
respectieve nutteloosheden beoefenden. Omdat het nu eenmaal vakantie
is. Verder op zee laveerden schitterend witte driehoeken door de
watermassa's: zeilbootjes. Eén, nog een, een tiental en ja, achter
gindse klif doken er wel honderd op. De weg slingerde zich van
prethaven naar prethaven en van vuurtoren naar vuurtoren, op en neer
over het milde reliëf, en ik maakte in het dalen voldoende snelheid
om de volgende helling al voor de helft freewheelend te entameren.
Weinig verkeer, overigens: dat droeg in aanzienlijke mate bij tot,
ja, tot wat eigenlijk? Tot een gevoel van welbevinden, een fysieke
genoegdoening, een esthetisch genot, een gedachte- en zorgeloos
in-het-moment-zijn, ja, dit moet een moment van geluk zijn
geweest. Zo hevig en onvermengd was deze geluksbeleving, dat ik mij
niet liet afleiden – of toch maar een klein beetje – door de
ergerlijk banale architectuur die hier de kusten overwoekert,
nauwelijks nog ademruimte latend voor de oorspronkelijke, uit graniet
opgetrokken huizen die hier en daar tussen alle kneuterigheid en
crépis getuigen van een ver en ongetwijfeld woest, hard en
onherbergzaam verleden toen hier op de nauwelijks weg te noemen wegen
nog geen fietsende noorderlingen konden worden gesignaleerd.