In zijn brieven had hij nabijheid gezocht, de werkelijke nabijheid verlamde hem. Onmiddellijke aanwezigheid benauwde hem, dan miste hij de tussenruimte, die voor hem alleen kon ontstaan in brieven waarin je je de ander voor de geest haalt, dus tijdens het schrijven.
Rüdiger Safranski, Kafka, 102-103
‖
Weet jij of ik deug voor de liefde? Weet jij wat de liefde is? Weet jij eigenlijk wel iets over de liefde? Eerlijk gezegd voelt het nogal vreemd om je eigen moeder dat soort dingen te vragen. Gênant eigenlijk. Maar op afstand gaat het.
Robert Seethaler, De Weense sigarenboer, 165