Haar gezicht was beschilderd met rode en gele strepen. Haar blik lag in de verte en verloor zich ergens boven de hoofden van de mannen. Haar haren bedekten haar borsten volkomen. Ze wierp haar hoofd achterover, lachte naar de schijnwerper en spreidde haar armen alsof ze het licht wilde omhelzen. Toen begon ze op het trage ritme van de muziek te stampen. De kralen aan haar voeten rinkelden en de veer op haar hoofd huppelde mee in de maat. Franz zag hoe een enkele zweetdruppel bij haar haarinplant tevoorschijn kwam, over haar voorhoofd gleed en bleef hangen aan een van haar pikzwart geverfde wenkbrauwen.
Robert Seethaler, De Weense sigarenboer, 109