De tabaksrook uit de pijp echoot de wolken die zich rond de bergtoppen wikkelen. Dat is allemaal erg fotogeniek en dramatisch, en in elk geval niet grappig bedoeld. Maar grappig wordt de exact honderd jaar oude stomme film wel wanneer blijkt dat de pijp van de naamloze held van het verhaal, we noemen hem Bergsteiger, met sneeuw blijkt te zijn gevuld nadat hij, Bergsteiger, vlak onder de top een nachtelijke sneeuwstorm heeft moeten doorstaan. Wat later, wanneer de zon opkomt en de dooi spectaculair snel inzet, vat Bergsteiger samen met de door hem geredde freule Hella (naar wie hij de avond tevoren herhaaldelijk ‘Hallo’ riep om haar te traceren) de afdaling aan, nu wel met de vlam in de pijp. Aan de lijken van de twee neergestorte ‘onbekende bergbeklimmers’, die even tevoren op de tot dan oninneembaar geachte Guglia del Diavolo als twee gekken uit een stripverhaal hebben staan dansen, besteedt de regisseur geen aandacht meer. Hoewel hij daar toch zeker tijd en pellicule genoeg voor had.
Arnold Fanck, Der Berg des Schicksals (1924)
240926