241020
VERSTEKELING
Zeker vijf jaar geleden was het dat ik F nog had gezien. F is een tijd de partner geweest van mijn zus. Uitgerekend op dat ene stukje waar ik op mijn wandeling verkeer kan kruisen, komen we elkaar tegen. Hij zwaait naar mij vanop zijn fiets en roept mijn naam. En stopt. Ik herken hem eerst niet, en dan wel, maar zijn naam schiet me niet te binnen. Altijd vervelend. F zegt, wanneer ik, mij verontschuldigend, hem ernaar vraag dat hij F heet. ‘Het is nu wel heel toevallig dat ik jou tegenkom want ik was naar jou onderweg.’ Dat is inderdaad heel erg toevallig. Een dubbel toeval eigenlijk. Dat hij uitgerekend vandaag, nadat ik hem zeker vijf jaar niet heb gezien, naar mij op weg is en dat ik hem op mijn wandeling tegenkom. F is naar mij op weg met door mijn zus achtergelaten materiaal. ‘Mijn huisbaas verkoopt het huis en ik moet er weg. Daarom ruim ik op en dit wilde ik naar jou brengen.’ In zijn fietstas steken twee dikke boekwerken: mijn vaders boek over zijn bedevaarten, waarvan ik thuis een exemplaar heb (ik heb erover geschreven in mijn vaderboek Vaderader), en een bundeling van nummers van het tijdschrift L’Express, waarop mijn vader, als ik het mij goed herinner, een tijdje geabonneerd was. Dat is oud papier. Maar het bedevaartboek is dat niet. Ik vraag F om het vooral niet naar de Kringloop te brengen. Misschien dat een van de kleinkinderen er enige interesse voor kan opbrengen. Hoewel, het Frans… En dan piept er tussen die twee dikke boeken nog een klein boekje. De verstekeling bestaat uit doorslagen in blauwe inkt op tot een boekje aan elkaar geniete halve A4-tjes van een met de machine getikte tekst: de stamboom van mijn moeders familie. Thuis zie ik dat het document is opgemaakt in 1966. Ik vraag me af waar het zou zijn terechtgekomen als ik het hier en nu niet had aangetroffen. Of beter: waar het niet zou zijn terechtgekomen. Ik zoek in het boekje het gezin op waarin mijn moeder is opgegroeid en vind daarin meer onbekende dan bekende namen. Ik lees ook – dat wist ik niet – dat van de reeks kinderen waarvan mijn moeder het dertiende en laatste was er liefst vijf (5!) als baby of peuter overleden: Marie-Magdaleine, Jeanne-Marie, Gabriëlle, Georges-Julien en Georges-Jozef. Daarbij vergeleken kan mijn ergernis over het feit dat de opsteller van de stamboom mijn voornaam verkeerd heeft gespeld (‘Pascale’) niet anders dan in het niet verzinken.