donderdag 8 augustus 2024

goed komt het uit 5

notitie 439 

Winschoten-Varel 138 km


Het is al vaker gebleken, en vandaag is het niet anders: de omwegen leveren de beste ervaringen op. Je zou er met opzet omwegen voor beginnen te maken. Maar net dan zul je zien dat het niet lukt: het gelukkige toeval (sommigen noemen het kairos, denk ik, zoals het boek heet dat ik heb meegenomen maar waarin ik nog maar drie bladzijden heb gelezen, en dit niet alleen omdat ik er te moe voor ben) – het gelukkige toeval, zei ik, laat zich niet afdwingen.

Winschoten (en niet Wimschoten, zoals ik gisteren aanvankelijk abusievelijk had geschreven, maar gelukkig is daar Dirk Van H., hij verdient alle hulde, die in mijn teksten altijd zeer nauwgezet alle tik- en taalfouten detecteert – zo schreef ik gisteren ook nog kievitten en Rotummerplaat, terwijl het..., enfin, u weet het vast wel) – Winschoten dus was nog in een diepe en bijna onwezenlijke stilte gehuld toen ik daar om half acht aan mijn vijfde dag begon. Een bordje wees mij er al meteen op dat ik geen drugs mag gebruiken, en in de verlaten winkelstraat zag ik een straatnaambord dat aan kordate duidelijkheid ook al niets te wensen overliet: ‘Koopsdrift’.

Maar ik laat mij niet intimideren en zet blijgemoed het kompas op oost. Eerst moet ik nog Nederland uit. Dat doe ik via Beerta (wat mij aan J.J. Voskuil doet denken) en Bad Nieuweschans. Ik kijk mijn ogen uit op de opmerkelijke hoeve-architectuur. Tegen immense schuren werden – meestal in de tweede helft van de negentiende eeuw, zoals de data erop aanwijzen – langs de straatkant woningen aangebouwd, waarvan de gevel in meer of mindere mate getuigt van de werkijver van de bewoners. Of van hun godsvrucht want als ik goed ben ingelicht hangt voor mensen van het geloof dat men hier belijdt (of beleed) wereldlijk succes daar volledig van af. Niet de eigen ijver leidt per se tot welslagen (hij draagt er misschien wel toe bij), maar de mate waarin het God belieft of behaagt daartoe in de vorm van genade bij te dragen.

(Dat doet mij denken aan een vers uit ‘Waar ik woon’ van Boudewijn de Groot dat ik gisteren of eergisteren had kunnen vermelden toen ik het had over het volledig in cultuur gebracht zijn van het Nederlandse platteland: ‘overal de sporen van de godvergeten mensenhand’.

De grensovergang verloopt nagenoeg ongemerkt, en in elk geval veel minder rimpelloos dan – zo leert mij een bordje dat bij een brug over een kanaaltje ter lering van de voorbijgangers is aangebracht – voor Joden en communisten die het genadeloze Duitsland ontvluchtten tijdens de jaren dertig waarmee we niet mogen vergelijken wanneer we het over ons onzalige tijdsgewricht hebben. Zij werden geholpen door onverschrokken leden van de CPN. (Wat later op de dag zie ik een bordje ‘Marx Rocks’, ter aankondiging van een muziekfestijn in de aldus genaamde lokaliteit.)

Ik was van plan een gigantische hoek af te snijden en mijn steven min of meer op Bremerhaven te richten. De realiteit wil het anders – en hier komt het genadige toeval om de hoek kijken. Door een of andere ondoorgrondelijke bewegwijzering – ja, het is even wennen want in Duitsland laat die, net zoals de fietspaden, in vergelijking met de op dat vlak onvolprezen Nederlandse infrastructuur veel te wensen over – kom ik, door een zeer verleidelijke zuidenwind aangedreven, op de noordwaarts voerende en bijzonder fietsvriendelijke weg naar Ditzum terecht. Tja, waarom niet. Ik reis, zoals ik al zei, ‘goed komt het uit’. En het is op deze weg, richting het veerpont over de Eems, dat ik het fietsende duo Amzai en Johan uit Groningen ontmoet. Enfin, dat ze zo heten, zal pas later blijken. Bovenop de dijk, vanwaarop ik naar het aan de overkant gelegen Emden kijk, slaan we een praatje, en dan zie ik ze terug op de veerboot, en aangezien we het goed met elkaar kunnen vinden, besluiten we om in Emden gezamenlijk een koffie te drinken. Wat een prettige ontmoeting! Wat een sympathiek stel! Het doet echt deugd om eindelijk eens een gesprek te voeren dat verder gaat dan wat plichtplegingen aan de receptie van het hotel of de kassa van de supermarkt. Een eerste punt van erkenning is alvast dat Amzai en Johan ook niet-elektrisch fietsen. Enfin, ze fietsen. Het stel maakt hier een meerdaagse rondrit rond de Dollard. Zij is van Surinaamse afkomst, vandaar de ongewone voornaam. Die ene koffie worden er twee, enfin, we zijn een tijdje samen. Tot ik afscheid neem. That’s life! Ik geef de twee het adres van mijn blog. Amzai en Johan, laat gerust iets weten via pascal punt cornet at telenet punt be!

Na dit hoogtepunt van de dag verloopt de rest van de rit vrij vlak. Enfin, vlak. Voor het eerst na vijf dagen is er sprake van enig reliëf. Et zijn maar een paar meters niveauverschil, en ik weet dat ik op de heuvels die mij nog wachten tandenknarsend zal terugdenken aan die comfortabele polders, maar na een overdosis Hollandse plattekaas voelt dit aan als een verademing. En ja, de weg doorkruist ook een paar keer een bos. Ook dat voelt aangenaam aan want bossen, behalve duinbossen, heb ik tot nu toe ook nog niet gezien.

Een koffie- en (dringende) wc-stop, een oponthoud bij een brug in onderhoud. De technieker bedankt mij na een tiental minuten nogal overbodig voor mijn geduld. Ik haal mijn beste Pfaff-Duits boven: ‘Ich danke ihnen für das Unterhalt dieses Brücke’. Of zoiets. Enfin, de man begrijpt me.

(Nabokov heeft het ergens over een filosoof die geen Duits kan. Ik voel me daardoor aangesproken – al ben ik natuurlijk geen filosoof.)

Ornithologie. Vandaag een buizerd gezien die rustte op een plakkaat van de plaatselijke Boerenbond: ‘Zin in een stukje vlees?’ Ik was te laat voor een foto: buizerds vliegen bij het minste onraad op en ik vergat even dat mijn remmen piepen. En gisteren vergat ik te melden dat een ooievaar vlak voor mij op ooghoogte het fietspad overvloog. Wat een majestueus zicht! Of was het op oorhoogte? Is er een gevaar, mocht die ooievaar met zijn rode puntsnavel mijn oor doorboren?

Ik fiets ongeveer dertig kilometer langs het Ems-Jade-kanaal richting Wilhelmshaven, en verlaat het ter hoogte van Reepsholt omdat ik niet in Wilhelmshaven moet zijn maar in Varel. Op die manier, opnieuw door het toeval gediend, zie ik het bijzonder mooie kerkje van Etzel, zoals alle kerken hier met de toren een eind los van het schip. Onder dreigende wolken kom ik rond de klok van zes aan in mijn hotel nabij Varel, niet nadat een man die opvallend sterk op de Anthony Hopkins van Silence Of The Lambs gelijkt mij nog aanbiedt om te helpen bij het vinden van mijn weg. Onnodig want ik consulteer net Google Maps – een device dat natuurlijk ook de kans op een gesprekje verkleint.