maandag 5 augustus 2024

goed komt het uit 2

notitie 437 

Vlaardingen-Alkmaar - 134 km


De muggen halen me om vijf uur al uit mijn slaap. Bovendien is het toch vreemd dat andere gasten al op dat ontiegelijk vroege uur geen moeite doen om stil te zijn met de deuren. Ik sta op en kijk met verwondering naar het frenetieke verkeer op het verkeersknooppunt daar beneden en vraag me af hoeveel ervan werkelijk noodzakelijk is voor het voortbestaan van deze planeet.

Ik vertrek om 7 uur met een nuchtere maag voor een zeer aangename rit langs het zo genaamde ‘trekkanaal’ naar Delft. De zon komt laag onder de wolken door en werpt lange schaduwen af. In het pittoreske plaatsje Schipluiden ligt bij de kerk een boot genaamd ‘Nooit volmaakt’.

Bij het binnenrijden van Delft word ik vriendelijk gegroet door een knappe dame die me op haar fiets voorbijsteekt. Woon-werkverkeer, schat ik, het is er het uur voor. Toch opmerkelijk, hoeveel deugd zo’n simpel gebaar kan doen.

Ik rijd door enkele straten van het bijzonder mooie maar nog niet erg wakkere Delft. In bakkerij Van Manen koop ik mijn ontbijt: een verse croissant en een chocoladebroodje met een kop redelijk slappe koffie. Naast me zit een trieste meneer, hij zit hier wellicht elke dag. Bij de studente die duidelijk net aan haar eerste dag is begonnen moet hij zijn bestelling plaatsen. Het heeft er alle schijn van dat dat anders niet nodig is. Het meisje moet nog veel leren.

Ik wil nu wel eens Scheveningen zien, maar om daar te geraken laat mevrouw Google Maps me een hele omweg maken. Deze levert me een foto op van een aardig wandgedicht over hoe alles in de geboortestraat kleiner wordt, behalve de boom. Ik tikte ‘pier’ in, maar beland op de dijk een drietal kilometer van het Kursaal, waar ik eigenlijk wou zijn. Bij het Kursaal trakteer ik mezelf op een ‘Italiaans’ ijsje (mokkasmaak) en terwijl ik dat naar binnen werk, houd ik de ingang van het poepsjieke hotel in de gaten. Zo kan het gebeuren dat ik een man naar buiten zie komen met een plastic draagtas van de Albert Heijn. Ondertussen is een jonge in het zwart geklede dame druk verwikkeld in een selfiegevecht. Het is duidelijk dat zij het imposante hotel op de achtergrond van haar foto wil. Ik maak een foto van deze scène, gedekt door het alibi dat ik uiteraard enkel van het gebouw een foto maak en niet geïnteresseerd ben in wat zich op de voorgrond afspeelt.

Ik overweeg om de ijsverkoper te complimenteren maar doe dat uiteindelijk niet. Stel nu eens dat hij, in tegenspraak met wat het bord voor zijn kraam stellig afficheert, helemaal geen kwaliteitsproducten verwerkt en dat ik mij met mijn positieve beoordeling grondig vergis en alleen maar verraad dat ik er niets van ken en dus ook niet bevoegd ben om complimenten uit te delen. Maar dan overweeg ik dat et toch wel ver gekomen is, dat we nu ongeveer elke handelaar moeten wantrouwen. We zijn in dit kapitalistische systeem zodanig geconditioneerd dat we ten allen tijde rekening moeten houden met bedrog. Dat is inherent aan het systeem. Nu goed, wanneer ik terug op mijn fiets kruip is de man in geen velden of wegen te bespeuren, waarmee het prangende probleem meteen ook weer opgelost is.

Het tijdverlies dat door de omweg werd veroorzaakt wordt ruimschoots gecompenseerd door de prachtige fietssnelweg die tot Katwijk, Noordwijk en bijna Zandvoort door de duinen voert. Er zit veel verkeer op, maar dat kan de pret niet drukken. Op dit golvende en bochtige parcours kom ik, geholpen door een stevige rugwind, bijzonder goed vooruit.

Halverwege vind ik een geschikte, dat wil zeggen beschaduwde picknickplaats. Afgezien van het geritsel van de bladeren en het geluid van de voorbijsnellende fietsers is het hier stil. Of neen, daar vliegt alweer, nog hoogte winnend, iets uit Schiphol westwaarts over. Wat later op de dag beland ik onder de vluchtroute van de aankomende vliegtuigen. Elke drie minuten duikt er aan de noordelijke einder een op om zijn daling tegen de wind in boven de weiden en de koeien van Noord-Holland in te zetten.

In Katwijk trekt het beeld ‘De maten’ van Gerard Brouwer mijn aandacht. Een prachtig beeld is het, een dat voor iedereen begrijpelijk is en handig inspeelt op de dubbelzinnigheid van het woord. Aan de overkant van het pleintje zitten twee oude maten te kletsen op de bank. Een is op zijn elektrische stoelmobiel blijven zitten. Hij heeft een visserspet op. Ik probeer iets op te vangen van het gesprek, maar dat lukt niet. Een derde komt eraan, ook op zo’n stoelkar. Ze hebben veel plezier, groeten sommige voorbijgangers. Een dikke mevrouw in het groen op weg naar het strand gunnen ze geen blik. Een jonge vrouw krijgt de raad mee zich goed in te smeren, ‘tegen de zonnebrand’.

Op de fietssnelweg naar Zandvoort haal ik een al wat ouder koppel in. Ze zijn op reis met racefietsen met bagagetassen. De vrouw geeft het tempo aan. Ik krijg de indruk dat de man het lastig vindt om haar te volgen. Ikzelf vind het ook niet eenvoudig om de twee in te alen. Ik sla een praatje met de man. Ze komen van Breda en zijn op weg naar Schoorl. Geen idee waar dat ligt, maar het is in elk geval veel minder ver dan waar ik naartoe fiets. ‘Ach, het mooie Brugge,’ zucht de man wanneer ik zijn vraag heb beantwoord waar ik dan vandaan kom.

Ik begin mij af te vragen of je met de fiets over de Afsluitdijk kunt. Dat moet ik weten want ik moet nu beslissen of ik ten westen of ten oosten van het IJsselmeer naar Friesland fiets. Als de Afsluitdijk niet befietsbaar is, moet ik langs Amsterdam. De man uit Breda denkt dat je er deels over kunt. Bizar, want je kunt toch niet tot ergens halverwege fietsen? Google zegt dat het pas in 2025 mogelijk zal zijn. Een stel dat rust op een bank weet het niet. Een mevrouw naast wie ik een klein eindje voor het centrum van Haarlem fiets, zegt dat ze er gisteren nog, toen ze er met de auto was, fietsers heeft gezien. Het VVV-kantoor in Haarlem brengt uitsluitsel: het fietspad is gedeeltelijk klaar en het ontbrekende stuk moet je met de fiets op een fietsbus afleggen.

Onder de kathedraal van Haarlem houd ik een koffiestop.

Het laatste stuk, tussen Haarlem en Alkmaar, is het lastigste. Er is een stuk tegenwind, ik rijd verkeerd, veel fietspaden zijn met klinkers of betonnen dallen geplaveid, wat het fietsen lastig maakt, er is een omlegging wegens wegenwerken, de batterij van mijn telefoon is leeg, zodat ik de assistentie van mevrouw Google moet missen – nog een geluk dat ik het adres van het hotel min of meer van buiten ken. ‘Stad en land’ heet het, en het bevindt zich in de stationsbuurt. Het is geen al te best hotel. En de pizza die er wordt opgediend vult de maag – waarmee ongeveer alle positiefs over die pizza is gezegd.

Ik maak straks misschien nog een avondwandelingetje door deze stad, die ik enkel van naam ken.