zondag 4 augustus 2024

goed komt het uit 1

notitie 436

Brugge-Vlaardingen - 150 km


Door het raam van mijn kamer op de achtste verdieping van het hotel dat ik, gezeten op een bank in het zeer mooie dorpje met de al even mooie naam Goedereede, heb geboekt, zie (en hoor) ik een verkeersknooppunt, een stuk van de wereldhaven en, in de verte, de torengebouwen van Rotterdam. Ik bevind mij te Vlaardingen. Al van gehoord, maar ik wist bij God niet waar het lag. Nu wel.

Dat heb je als je goed komt het uit je voordeur achter je dichttrekt en noordwaarts begint te fietsen. Ik heb vandaag stevig doorgefietst en bevind mij dus nu zowat in Rotterdam.

Ik heb achtereenvolgens de Westerschelde (veerboot), het Veerse Meer (een dam), de Oosterschelde (een stormvloedkering en het kunstmatige eiland Neeltje Jans), het Grevelingenmeer (opnieuw een dam), de Haringvliet (idem), het Brielse Meer (een brug) en de Nieuwe Maas (een veerboot) overgestoken. Dit is Nederlands overstromingsgebied, er komt dus veel water aan te pas. De eilanden of schiereilanden waar ik dooreen ben gefietst heten: Zuid-Beveland, Noord-Beveland, Schouwen-Duiveland, Goeree-Overflakkee en Voorne.

De start was vals. Er stond vanmorgen om zeven uur een hele rij te wachten bij de bakker, en bij de geldautomaat bleek ik de juiste bankkaart niet bij te hebben. Terug naar huis dus, en pas daarna goed op weg. Bij de grens, waar ik zes jaar en drie maanden geleden ondersteboven en met mijn schouder en heup teen een paal en een elektriciteitskast belandde en daarna in het ziekenhuis door verwikkelingen ei zo na et leven liet, stop ik een eerste keer. Hier, 15 kilometer van huis, laat ik mijn reis beginnen. Ik denk aan wat ik allemaal niet zou hebben meegemaakt, aan hoe mijn leven door die gebeurtenis sindsdien is verlopen en hoe het anders zou zijn gegaan mocht ik dat accident niet hebben gehad. Elk nadeel heb zijn voordeel, zei een vaak en misschien wel te vaak geciteerde Nederlandse filosoof. Dat ongeluk heeft dingen mogelijk gemaakt, maar heeft zeker ook wegen afgesloten.

Fietsend door het lege, nog niet wakkere en saaie land tussen Sluis en Breskens denk ik aan intelligentie. Wat is dat eigenlijk. Wat is een intellectueel? Intelligentie is een combinatie van kennis, eruditie, vermogen tot synthese, geheugencapaciteit, creativiteit en ook savoir vivre, levenswijsheid. Of wijsheid. Stof tot nadenken.

Er staan veel huizen te koop, er is nauwelijks verkeer. Ik kom een halfuur voor de volgende afvaart van de veerboot in Breskens aan. Tijd genoeg voor een koffie. Op de parking staat een springkasteel met een vliegtuig.

Op de boot hoor ik een man tot een vrouw (zijn vrouw?) zeggen: ‘Stel dat ik nu opeens zou zeggen dat ik een vrouw zou willen zijn, dat zou jij toch niet leuk vinden?’ Bizar.

In Vlissingen kom ik voorbij de woonst van Piet de W., met wie we een jaar of tien geleden vaak contact hadden. Er hangen twee foto’s van Piet in mijn woonkamer. Een van een licht golvend landschap en een van wolken. Golven doet het landschap hier niet. Het is zo plat als een vijg. Wolken zijn er wel. De zon breekt er pas tegen de avond doorheen.

Ik fiets dwars door Middelburg. Mooi stadje. Precies zoals ik het me herinner van de laatste keer dat ik hier was, dat moet inmiddels bijna dertig jaar geleden zijn. Als het er geen vijfendertig zijn. Voor het stadhuis staat de kermis. Dat levert een mooi contrast tussen gotische grandeur en hedendaagse pretkitsch. In een park vind ik, net op het ogenblik dat ik de weg wat kwijt ben, een Paaseilandkop. Dat versterkt mijn gevoel van het noorden kwijt te zijn. En noordwaarts moet ik.

Veere laat ik rechts liggen en Vrouwenpolder links. Een fietsende man zonder pet haalt me in en zegt: ‘Petje af’. Waarom zegt hij dat? Hij is misschien jaloers. Wanneer ik hem een halfuurtje later op zijn terugweg kruis, zwaaien we naar elkaar.

Op Neeltje Jans vind ik een picknickplek. Ik zit er nog maar een half minuutje of zo, of ik krijg al bezoek van een meeuw. Het beest monstert me met zijn gele oog, nadert me uitdagend tot op een meter of twee. Wat verwacht hij van me? Dat ik hem iets toewerp? Waar heeft hij dat geleerd dat zijn wachten kan lonen? Heeft de meeuw een geheugen? Hoe ziet zijn leerproces eruit? Wat bepaalt hoelang hij wacht, wanneer hij er de brui aan geeft? Ik vind dat allemaal zeer verwonderlijke dingen om over na te denken.

Wat verderop zie ik twee wouwen cirkelen. Twee meeuwen doen, in de onmiddellijke nabijheid van deze roofvogels, hetzelfde. Vreemd. In Ellemeet stop ik voor een koffie en, in hetzelfde etablissement (waar een oosters uitziende man het over een nakende reis naar China heeft), een wc.

Op Goeree doet de LF2-bewegwijzering mij een omweg maken. Maar dankzij die omweg zie ik twee eigenaardige bouwsels en vind ik een openbare drinkwaterkraan waaraan ik mijn drinkfles vul.

Over Goedereede had ik het al. Zou er ook een Slechtereede bestaan?

Het is te merken dat ik een wereldhaven nader. Kranen en schoorstenen in de verte, drukker verkeer, bedrijvigheid. Het agrarische wijkt terug.

Aan het pont van Rozenburg vaart de veerboot naar Maassluis voor mijn neus weg. Ik belde en zwaaide nog bij het naderen, maar tevergeefs. De klepophaler, die me zag gesticuleren, maakt een verontschuldigend gebaar en vormt met al zijn vingers een tien. Even denk ik dat het volgende veer pas om tien uur vanavond uitvaart, maar gelukkig bedoelt de man: over tien minuten. De overzetting kost, vreemd genoeg, de niet-ronde som van 1,02 euro. Te betalen met de kaart.

Aan de overkant leg ik de laatste tien kilometer van de dag, tussen Maassluis en Vlaardingen, in een spurtje af. Ook nu, zoals de hele dag al, voortgestuwd door een lichte rugwind. De mevrouw van Google Maps helpt mij de weg naar mijn tussen een kmo-zone, een verkeersknooppunt en het voorgeborchte van de haven van Rotterdam gelegen hotel te vinden.