donderdag 15 augustus 2024

goed komt het uit 12

notitie 446

Torrig-Süsel – 123 + 6 km


Een fantastische voormiddag, een helse namiddag.

Ik begin bij zonsopgang aan een van de mooiste ritten die ik ooit heb gemaakt: door glooiend Lolland, met een prachtig strijklicht en geen kat op straat. Dit is wat ik onder een mooi landschap versta: een lichte glooiing, akkers en weiden die zijn afgezoomd met donkere partijen, hier en daar een alleenstaande boom, en de weg die zich daar tussendoor vlijt. En ik op die weg. Jammer dat een plots neervallende mist dit plezier tempert.

Gilbert had mij opgedragen om de kerk van Østofte te bezoeken. En als Gilbert mij dat opdraagt, dan doe ik dat. Een mevrouw die bezig is op het kerkhof ziet dat ik de buitenkant van het gebouw aandachtig bekijk. Ze vraagt of ik ook naar binnen wil. Ik zeg dat mijn architectuurleraar mij dat heeft opgedragen. De vrouw opent de deur, wat mij in staat stelt de merkwaardige plafondschildering te bewonderen. Overigens heb ik nooit architectuur gevolgd, maar ik rek het begrip ‘leraar’ hier bewust op.

Østofte heeft ook een kruidenierszaak. Daar maak ik gebruik van. Wie weet of ik voor Rødbyhavn nog de gelegenheid krijg om mondvoorraad in te slaan. Ik maak al mijn resterende Deense muntstukken op aan banaan, brood en Haribo.

Voor en op de veerboot naar Puttgarden maak ik kennis met een Nieuw-Zeelandse fietstoerist. Hij is niet helemaal van daar met de fiets naar hier gekomen. Vanuit Kopenhagen fietst hij naar Harwich, waar hij zijn 92-jarige vader gaat bezoeken. De Nieuw-Zeelander, die eigenlijk een Engelsman is, heeft iets met vliegtuigtechniek gedaan voor de Saoedi’s. We hebben het over de klimaatopwarming, de ferryboten in Nieuw-Zeeland, vrouwelijke premiers en fotografie.

Wanneer we na drie kwartier naar onze fietsen in het laadruim gaan, ontmoeten we een meisje dat alleen fietst, vanuit Denemarken naar Hamburg. Het is voor haar de eerste keer en ze heeft de smaak te pakken, zegt ze. Wanneer we het schip verlaten, verdwijnt ze met een rotvaart meteen uit het zicht. De Nieuw-Zeelander blijft dan weer achter met een of ander probleem aan zijn fiets, en zo verdwijnen we uit elkaars leven, na even samen te zijn geweest.

Volgens Gilbert was ook de kerk van Burg de moeite waard. Dat valt wat tegen. Maar het kerkhof vormt wel een geschikte plaats voor mijn picknick. Eten tussen de graven, het heeft wel iets.

Maar eerst moest ik nog over de Fehmarnsund. Dat had nogal wat voeten in de aarde. Er was een ongeluk gebeurd op de brug, en alles stond geblokkeerd, tot kilometers ver. Met de fiets kon je gelukkig wel door, maar je mocht niet fietsen op de brug. Enfin, ik heb het toch gedaan, gebruik makend van de verwarring rond het ongeluk. Toevallig stond er een andere man met een trekfiets met veel bagage. De fietsen moesten over een vangrail worden getild. ‘You help me, I help you.’ Dat was een eenvoudige deal. Risky, maar veel keus was er niet. Ik vraag me trouwens af hoe de Nieuw-Zeelander en het meisje de oversteek hebben gemaakt.

Vanaf de brug gaat alles mis. (Behalve de fiets, die laat het gelukkig niet afweten.) Ik kom in een helse drukte terecht, en geraak maar niet van de grote wegen weg. Eén keer wel, maar dan beland ik op een karrenspoor langs de jachthaven van Großenbrode. Het niet aflatende lawaai van de auto’s bezorgt me hoofdpijn. En de Duitse fietspaden, dat is echt een grote ellende. Neen, dit is geen pretje. Ik besluit dan ook te stoppen in Oldenburg en boek een hotel. Pas nadat ik heb betaald, dringt het tot me door dat ik een hotelkamer in een ander Oldenburg heb geboekt, 500 kilometer van hier. Een beginnersfout, die ik volledig wijt aan mijn vermoeidheid, maar wel een dure fout. Ik stuur nog een mail naar booking.com, maar ik maak me geen illusies. Dan maar iets anders gezocht. Het meest nabije betaalbare hotel ligt nog eens 30 kilometer verder. Dat moet dan maar. Ik bijt door, maar zie niets anders meer dan de putten en barsten in het fietspad. Af en toe vloek ik luid in alle talen die ik ken, maar het helpt niet.

Wanneer ik in het Süselse hotel waar ik uiteindelijk ben beland heb gedoucht wil ik nog naar het stadje om iets te gaan eten, maar het stadje blijkt een dorp en mijn eetwens een illusie. Dat worden weer boterhammen met makreel en kaas op de kamer.