vrijdag 16 augustus 2024

goed komt het uit 13

notitie 447

Süsel-Lauerburg – 127 km

Op mijn loze wandeling van gisterenavond heb ik gezien dat er een warme bakker is in het dorp, die daarenboven al vanaf zes uur open is. Daar maak ik dus gebruik van om mijn ontbijt bij elkaar te stropen, jammer genoeg opnieuw zonder koffie. Dan maar appelsap met spritz. Ik verorber mijn buit naast het oorlogsmonument voor de Süselse gevallenen van de Tweede Wereldoorlog. Zo’n monument stemt me altijd een beetje onbehaaglijk. Ze zijn er per slot van rekening toch zelf mee begonnen, of niet? En dan lijkt elk patriottisme me misplaatst. Anderzijds, het waren ook maar sukkelaars die van niet beter wisten, of die geen keus hadden, en wier nabestaanden misschien troost vonden bij zo’n steen.

Een belangrijk besluit zorgt voor een veel aangenamere voortgang dan gisterennamiddag: ik fiets van dorp naar dorp, enkel de witte wegen op de kaart. Het vergt wat meer zoekwerk, maar het is rustig en, nog het belangrijkste van al, er zijn geen fietspaden. En dus is er comfort. Voorbij Klingberg kan ik weer even niet anders dan richting Lübeck een grote weg volgen, met een parallel fietspad, maar dit keer bolt het voortreffelijk. Watskeburt? De verklaring volgt een eind verderop: deze Radstrecke werd aangelegd met Europees geld. Dus: als ze het zelf moeten betalen laten die Duitsers ons maar hotsen en botsen. Echt, houd je stuur vast of je belandt zo in het decor.

Voor Lübeck helpt een mannetje op de fiets mij via een shortcut, die ik zelf nooit zou hebben gevonden, de kortste weg naar het Stadtmitte te vinden.

Lübeck. Het ziet er een wondermooie stad uit, zo op het eerste gezicht. En ik moet toegeven: even bekruipt mij de gedachte om hier meteen een hotel te boeken, een treinticket naar Keulen te kopen voor de volgende dag, en van de vrije tijd gebruik te maken om hier wat rond te dwalen, te beginnen met het aan Thomas Mann en de zijnen gewijde Buddenbrookhaus. Maar het Buddenbrookhaus is wegens verbouwingen gesloten tot in 2029, en de weersvooruitzichten zijn voor de volgende week uitstekend – dus besluit ik toch maar mijn reis voort te zetten en later naar Lübeck terug te keren, wanneer ik, als het mij vergund is, nog eens naar Denemarken reis, en dan niet per fiets, om er alles te bezoeken wat ik nu links en rechts heb laten liggen. Bovendien heb ik nog een rekening uitstaan van vijf jaar geleden, toen ik naar Szczecin fietste en wilde terugkeren langs Noord-Duitsland, maar het toen in het hier vlakbij gelegen Schwerin liet afweten en de trein naar huis nam. Nu kan ik meteen ook dat reisje afronden. Twee voor de prijs van een.

Ik verlaat de stad in zuidoostelijke richting omdat ik graag nog door een stukje voormalig Oost-Duitsland wil fietsen. Zo beland ik voor mijn picknick in Dechow, naast een steen met daarop de enigmatische inscriptie ‘Vom Ich zum Wir 1960’. Individualiteit versus collectivisme. Een plakkaat zegt mij waarover dit gaat. Dechow ligt min of meer op de toenmalige grens tussen Oost en West die, zoals we weten, ondoordringbaar was. Maar eerst lag Dechow in het Britse gebied. Om redenen van transport en bereikbaarheid wisselden de Britten dit stuk voor een ander stuk met de Russen. En zo kwam Dechow aan de verkeerde kant van de grens en, zoals velen zullen zeggen, van de geschiedenis te liggen. Voor de plaatselijke bevolking was dat niet minder dan een drama. Maar het zorgde er wel voor dat het dorp nog relatief goed bewaard is gebleven. Dat geldt trouwens voor het hele Oost-Duitse land, heb ik de indruk. Alleen al een blik op de kaart doet je het verschil zien. De ruimtelijke ordening is hier veel minder ontspoord dan in het Westen. Natuur en cultuur gaan hier veel harmonieuzer in elkaar op. En er zijn tal van kleine verschillen. In de architectuur, in de prachtige bomenrijen langs de wegen (volgroeide eiken, linden, fruitbomen ook: appel, peer, pruimen). En in de bestrating: die Oost-Duitsers legden, wellicht nog voor de splitsing van het land, een soort kasseien waar die van Parijs-Roubaix bij verbleken. Kwatongen beweren dat ze uit de rotsen zijn gehakt met een hamertje en een beiteltje, een voor een naar hier gebracht en vervolgens in de grond gestampt door de slaven van het communisme. Maar beter dat dan defenestratie, nietwaar? Hoe dan ook, die kasseibanen zijn totaal onbefietsbaar: je ballen, als je die hebt, klotsen ervan tegen je strottenhoofd. Op zo’n strook ben je, het moet gezegd, blij met een fietspad.

In Lassahn is er juist een uitvaartplechtigheid geweest: mensen in het zwart gekleed verlaten de kerk. Een begrafenisondernemer komt zijn spullen ophalen. Ik drink er, met uitzicht op de Schaalzee, een koffie en sla een praatje met een stel uit München. We hebben het onder meer over die verschillen tussen Oost en West.

Iets voor Lassahn zag ik een vrouw met bepakte trekfiets een boek kiezen in zo’n straatbibliotheek. Ze komt ook aan op het koffieterras. Ik vraag haar of ze iets gevonden heeft. Ze kijkt verbaasd op: heb jij me dan gezien? Meer nog, denk ik, ik heb in het voorbijfietsen zelfs een foto gemaakt. Dit soort situaties kan twee kanten uit. Ofwel heb je een vriendelijk gesprekje, bijvoorbeeld over boeken, ofwel wordt het iets ambetants. Hier wordt het het tweede. Alsof ik haar bespiedde en achtervolgde – niets was natuurlijk minder waar. Het grappige van de zaak is dan nog dat, wanneer ik uren later in Lauerborg al een uur gedoucht heb en op het terras van de plaatselijke hamburgertent mijn veel te uitgebreide en dito vette schnitzelmaal zit te verorberen, ik haar, uitgeschud en duidelijk op zoek naar iets wat ik allang heb gevonden, met een slakkengangetje hotsebotsend over het fietspad zie passeren. Ze moet het maar weten.

Een vreemde coïncidentie is deze – en toevallig kan ik het op beeld tonen (tussen haakjes, de foto’s bij deze verslagjes zijn absoluut louter documentair, ik toon ze niet met welke artistieke pretentie dan ook, maar dat heeft iedereen natuurlijk allang door): langs de weg zie ik een toegangspoort die akelige associaties in mij oproept: ‘Wir bauen Zukunft’. Een informatiepaneel leert me dat hier een soort van alternatieve hippiegemeenschap leeft. Of probeert te leven. Een paar minuten later, na een fikse regenbui, zie ik een bestelwagen passeren: ‘Zukunft beginnt zuhause’. Soms reikt het toeval ons diepzinnige waarheden aan.

Ook interessant is de Trabant die door een gat in de haag de weg op lijkt te willen springen.