notitie 437
Alkmaar-Leeuwarden 102 km
Aandachtige lezers zullen al hebben opgemerkt dat ik in de vorige twee verslagen meer fouten dan gewoonlijk maakte, en nog aandachtigere lezers zullen hebben opgemerkt dat die altijd met de g’s en de h’s te maken hadden. Voor een West-Vlaming sowieso al een lastige kwestie. Mijn toetsenbord laat het afweten.
Waar mijn avondwandelingetje van gisteren me niet bracht, omdat het station iets te excentrisch lag voor mijn moeë benen, bezichtig ik nu per fiets, rond half act. Mooi stadje, alweer, al valt er op dit vroege uur nog niets te beleven. Ik zie de lege winkelstraat, een ouderwetse muziekinstrumentenwinkel, de door de zon opgelichte vergulde letters op het justitiepaleis.
Ik verlaat de stad oostwaarts, fiets langs vier uitermate pittoreske molens, die ik in het tegenlicht poog te vatten, en stop dan in Sint-Pancras voor m’n boodschappen.
Ter hoogte van Oudkarspel suggereert een zwaar getatoeëerde meneer die zijn hond uitlaat me het Total-benzinestation voor mijn ontbijt. En ja hoor, hij had gelijk. Geert zal blij zijn het te horen. Bonjour!
Ik moet het toch even over de Nederlandse fietsinfrastructuur hebben. Die is, dat is genoegzaam bekend, outstanding! Tweevakssnelwegen zijn de fietspaden vaak, parallel met en afgescheiden van de autowegen, en uitstekend bewegwijzerd. Daar valt echt niets op aan te merken. De Vlaamse wegenbouwers kunnen daar alleen maar een punt aan zuigen. Al valt er met onze ruimtelijke ordening niet veel te redden, vrees ik. Dat is de vorm van het fietsen. Maar wat is de inhoud? Wie houdt van een saai landschap, waar zowat elke vierkante meter in cultuur is gebracht, waar de talloze grachten en de wegen met de liniaal zijn getrokken op een uitgestreken biljartlaken en waar de agro-industrie de plak zwaait zodat al die prachtige open vlakten eigenlijk vol vergif en mest zitten (hoeveel sproeistoffen zijn er nodig vooraleer een tulpenveld kan worden geoogst?), die zal hier vast aan zijn trekken komen. Maar sorry, ik vind het Noord-Hollandse landschap vooral saai. Ik verkies de fietsonveiligheid in de Belgische chaos, waar om elke hoek een architecturale verrassing of een infrastructurele anomalie wacht. En ja, ik fiets, omwille van de landschappelijke schoonheid, veel liever in bepaalde streken in Frankrijk, waar er nagenoeg géén fietspaden zijn – en als ze er al zijn, dan zijn ze met evenveel goede wil als onkunde aangelegd. Ik trek het (alweer eens) op flessen, maar dat is toch min of meer mijn op ampele internationale ervaringen gebaseerde analyse.
Op weg naar Middelheem fiets ik een eindje naast een oudere dame, die op weg is naar een koffieafspraak. Er is druk autoverkeer, met heel wat meestal landbouwgerelateerd vrachtvervoer, en we bekorten de saaie rit met een praatje. Al krijg ik al vlug de indruk dat mevrouw misschien liever alleen fietst, en dus laat ik haar al vlug achter.
Ondertussen nader ik de Afsluitdijk, en nog steeds is het niet duidelijk of die nu voor fietsers toegankelijk is of niet. Ik heb het intussen al een keer of zes gevraagd, maar kreeg geen eenduidig antwoord op deze voor mij nochtans prangende kwestie. Dat antwoord kan nu niet langer uitblijven. Nabij Den Oever worden fietsers die naar de overkant willen naar de ‘fietsbus’ geleid. Die brengt je tot bijna aan de overkant, de laatste kilometers richting Harlingen kun je dan op het spiksplinternieuwe fietspad afleggen. Samen met nog een paar andere fietstoeristen, twee stellen, wacht ik een halfuur op de bus. Tot een gesprek komt het niet, hoewel ik daar wel een aanzet toe geef. Bizar. In de bus hoor ik een oude dame – toch opmerkelijk hoeveel oude dames hier vrij in de natuur rondlopen – zeggen, terwijl ze voor alle duidelijkheid eerst naar links en dan naar rechts wijst: ‘zout en zoet’. Achteraf vind ik het niet jammer dat ik niet, zoals Spinvis in een van zijn liedjes, over de Afsluitdijk kan fietsen. 28 kilometer tussen een hoge dijk, waarachter de Waddenzee aan het zicht onttrokken blijft, en het drukke verkeer op de snelweg lijkt geen pretje. De 12 kilometer achter de plek waar de bus ons achterlaat naar Harlingen maakt dat meer dan goed want hier ligt het fietspad wel aan de juiste kant. Bovendien waait de wind nog altijd uit een gunstige hoek, en kan ik mij vermeien met het observeren van de talrijke watervogels.
zo is er altijd iets wat je verlamt
en
is het niet de weed
dan is het wel de drank of zo
het
spookt maar in je hoofd
't was lang geleden,
een
eeuwigheid
je fietste op de aflsuitdijk
en ik weet niet wat
je er nu van vindt
Naar Harlingen dus, en niet naar Sneek. Ik ben al in de buurt gekomen van wel meer plekken die aan het Nederlandse kleinkunstrepertoire kunnen worden gelinkt: Vinkeveen, Purmerend (allebei Sonneveld) en nu het Sneek van de onvolprezen drs. P. En gisteren zag ik in Haarlem een affiche van een tribute-optreden voor Cornelis Vreeswijk. En dan blijven die liedjes natuurlijk een heel end in m’n kop doorzagen, op het ritme van mijn pedaaltred.
Op de step op de step
'k Ben zo
blij dat ik 'em heb
Toen zag ik die mevrouw
Bent u
misschien bekend?
Weet U misschien de weg naar Purmerend?
Op het terras van café ‘Nooitedagt’ (sic) te Harlingen, en gelukkig in de schaduw want het is vandaag behoorlijk heet, neem ik een koffie en, in de vorm van een cola, voldoende suiker in. De cola is hier geen ‘Coca Cola’ maar wel ‘fritz kola’, een geslaagde erzats. ‘Independent and awake since 2008’, staat er op het flesje.
Sexbierum kan ik niet zomaar passeren. Meer nog, ik maak speciaal een omweg om mijn vrienden een leuke selfie te kunnen sturen, met als onderschrift: ‘Enkel voor echte venten!’
In Franeker bezoek ik het beroemde Planetarium niet. Wat verderop illustreren de gevel en de belettering van wat ooit een drukkerij is geweest dat niet alles vooruitgang is. Kristoffel zal dit zeker beamen.
De weg naar Leeuwarden is rechtoe-rechtaan. Gelukkig suggereert Google een mooi alternatief langs een vaart waar de pleziervaart hoogtij viert. Ook hier kan ik het niet laten een kritische noot toe te voegen want de verveling lijkt me van de opvarenden te druipen. Wat doe je de hele dag op zo’n boot, wat je niet evengoed kunt doen als je in de jachthaven blijft – en dat zie je dan ook: mensen die in de jachthaven op hun boot zitten te lezen of liggen te zonnen.
Leeuwarden heeft een hoofdstedelijke allure. Aan banken en verzekeringsmaatschappijen gelieerde wolkenkrabbers doen hun best te imponeren en staan in elk geval in schril contrast met het mercantiele bestaan van weleer, dat wordt gememoreerd in de vorm van mooie sculpturen aan de voet van de torengebouwen, waar net voor ik er een foto van nam een tourniquet een bewakingsagent heeft opgeslokt.
Maar nu moet ik naar hotel Het Anker, waar de booking-dot-com genaamde toevalsmachine naartoe stuurde.