notitie 452
Na de reis 1
(Voor wie niet mee zou zijn: hier volgen enkele beschouwingen bij de fietsreis die ik de voorbije tweeënhalve week maakte naar Denemarken via Friesland en terug door Duitsland.)
Het moet aan mijn manier van rapporteren liggen want ik kreeg uit verschillende hoeken, onafhankelijk van elkaar, ongeruste vragen over mijn toestand en over mijn manier van reizen en mijn traject. Dat stemt mij enerzijds vreugdevol want het wijst erop dat ik ben geslaagd in mijn bedoeling om de mensen die mijn verslagjes lezen een beetje te laten meereizen, maar anderzijds moet ik toch eens bij mezelf te rade gaan want de bezorgdheden zijn – al zijn ze begrijpelijk – onterecht. Ik heb wel degelijk een mooie en zinvolle reis gemaakt. Er zit dus een verschil tussen de manier waarop ik de reis heb beleefd en de manier waarop ik erover heb bericht.
Eerst nog dit, over de verslagjes. Ze zijn uiteraard niet alleen bedoeld om mensen te laten ‘meereizen’. Al is dat wel een gunstig neveneffect. De voornaamste bedoeling is er in de eerste plaats voor mezelf: op deze manier kom ik niet thuis met een ongestructureerde wirwar van impressies en beelden, maar heb ik min of meer tastbaar materiaal om mijn reis te onthouden en vast te houden.
Ik moet het hebben over mijn manier van reizen, over de bestemming, over wat ik heb geleerd.
Waarom kies ik er als bijna 63-jarige man met een minder gunstige BMI voor om alleen en per fiets (niet elektrisch!) naar Denemarken te bollen, en dan nog eens terug ook?
Dat ‘alleen’ is geen keuze, de rest wel.
Ik vind fietsen een ideale manier om mij, zonder gezelschap, te verplaatsen. Niet alleen functioneel voor de korte afstanden, zeg maar voor alles wat binnen een straal van 10 tot 15 kilometer ligt, maar ook recreatief. Wandelen gaat me te traag. Met de auto zie en hoor en ruik je niets, en je bent alleen maar een hinder voor anderen. De fiets is het ideale voertuig om je door een landschap, van stad tot stad en, als het om een meerdaagse reis gaat, ook naar relatief verafgelegen oorden te begeven. Enige restrictie: je bent afhankelijk van gunstige weersomstandigheden en van de fietsinfrastructuur, die vaak ernstig in gebreke blijft. Maar je bent wel in hoge mate vrij. Met de fiets sta je nooit in de file en kruip je overal voor: je rijdt de rij wachtenden voor een stoplicht of bij een overzetboot gewoon voorbij. Parkeren is ook geen probleem. Enzovoort. O ja, het schijnt ook nog gezond te zijn. En, last but not least, de fiets vervuilt niet. Behalve misschien in de productie ervan en door de slijtage van de banden – maar laat ons niet muggenziften. Ik herhaal: ik fiets niet elektrisch.
Ik had het over mijn leeftijd en over mijn BMI. Maar wees gerust, ik beschik toch nog altijd over een goede conditie. Die laat me toe vrij grote afstanden af te leggen. Mijn limiet ligt ergens tussen de 130 en 150 kilometer per dag. Dat zeg ik niet om te pochen over prestaties. Ik zeg het gewoon om een idee te geven over het bereik dat ik heb. Als je rustig fietst en geen reliëf te overwinnen hebt, en de wind zit een beetje gunstig, dan kan iemand die oké of nog oké is en een klein beetje getraind heeft gemakkelijk een uur of zes, zeven, acht een snelheid van gemiddeld 15 tot 17 kilometer per uur aanhouden. Je vertrekt vroeg, je hebt niets anders te doen, en tegen een uur of vijf ‘s avonds bereik je je bestemming.
Om prestaties is het mij absoluut niet te doen. Maar om wat dan wel?
Ik maak een fietsreis om een tijdje weg te zijn uit mijn zittend en solitair bestaan. Gewoon twee, drie weken bewegen. De bestemming is van ondergeschikt belang.
Waarom ik deze keer naar Denemarken fietste? In hoofdzaak om drie redenen.
1. Ik was nog nooit in Friesland geweest. En Friesland op zich ligt te dichtbij, dus koos ik ervoor om via Friesland tot in Denemarken te fietsen.
2. Mijn geprefereerde fietsland Frankrijk – dat is nu meer dan ooit zo! – is door de klimaatopwarming te heet geworden in de zomer.
3. Ik koos Lolland als eindbestemming omwille van de naam. Ik wist helemaal niets over dat Deense eiland. Er was daar niets wat ik per se wilde bezoeken.
Daarmee kom ik op het soort reis dat ik maak. Ik reis niet om plekken, historische of culturele highlights, monumenten, bezienswaardigheden te bezoeken. Ik heb geen bucketlist en ik moet geen steden ‘doen’. Als fietser is het sowieso moeilijk om in koersbroek een of andere haut lieu te betreden, en je laat niet graag je fiets met al je bagage erop onbewaakt achter. Bovendien staat je kop er niet naar. Je zit in een andere modus. Die modus is: bewegen. Bewegen door een landschap. Een richting. Perspectief.
Deze manier van reizen heeft eigenlijk met toerisme weinig te maken. Wie wil nu nog toerist zijn. Sommigen maken dan ook het onderscheid tussen toerisme en het échte reizen. Dat zij dan zelf praktiseren, natuurlijk. Maar die echte reiziger wil ook dingen bezoeken en zien. Waar talloos veel andere echte reizigers dan ook weer aanwezig zijn. Waarmee je toch, of je dat nu wilt of niet, in een toeristische sfeer terechtkomt. Wat ik doe is in die zin zelfs geen reizen. Het heeft meer met meditatie te maken, of noem het voor mijn part een pelgrimstocht. Een seculiere pelgrimstocht dan wel. De meerdaagsheid en de doorlopende richting (heen en terug of in een wijde boog) zijn daarbij essentieel. Het soort reis dat ik maak is onfunctioneel. Zelfs disfunctioneel voor mijn part. Het is een tijdelijke afstandname van de wereld zoals we die kennen, een wereld waarin ik mij in steeds toenemende mate niet thuis voel. Mijn fietsreis is een retraite.
(morgen het vervolg)