11 juli 2013
Orhan Pamuk schrijft in Istanbul
(p. 340): ‘[op het lyceum van het Robert College] kwam ik erachter dat
mijn kinderjaren ten einde waren, dat de wereld veel gecompliceerder is en
moeilijker bij te houden dan ik als kind had gedacht en dat die door zijn
onbegrensdheid de mens laat lijden’.
Dat stemt perfect overeen met hoe ik het zelf heb
aangevoeld: op een gegeven ogenblik, ik denk ergens tussen dertien en zestien
jaar, krijg je het gevoel dat het overzicht verdwijnt. Bij mij was dat in elk
geval zo, ik herinner mij dat levendig. Ik had al heel vroeg een – wat ik zou
noemen – autobiografische behoefte. Dat
heb ik nog steeds: het verlangen om mijn eigen verhaal te vertellen. Om, à la limite, een boek te schrijven, hét
boek, over mezelf. (Later is dat verlangen weggerationaliseerd vanuit het besef
dat mijn leven nu eenmaal te arm aan gebeurtenissen is om anderen te kunnen
boeien, of, laat ons zeggen, te arm aan interessante
of vertelbare gebeurtenissen.) Ik had
dus heel vroeg dat verlangen – en het was ook een voornemen: ‘Ooit zal ik dat
boek schrijven.’ Maar er kwam steeds nadrukkelijker een gevoel van urgentie
bij: ‘Ik moet het nu doen want ik
begin het overzicht te verliezen.’ Dat nieuwe gevoel van urgentie werd
ingegeven door zeer eenvoudige vaststellingen: er waren te veel mensen om je
heen, je begon dingen te vergeten, je was niet meer in staat om een opsomming
geven van wat je in alle zomervakanties tot dan toe had gedaan, je begon al
namen te vergeten van klasgenoten in de eerste studiejaren – laat staan dat je
je nog veel wist te herinneren van de kleuterklas. De volledigheid werd stilaan
onmogelijk, je hield steeds nadrukkelijker niets méér dan een snoer van uitgekristalliseerde
kerngebeurtenissen over (die niet noodzakelijk de belangrijkste waren),
waarrond je steeds ingrijpender aan het fabuleren sloeg: je fraaide ze op,
dikte ze aan, polijstte ze bij tot ze begonnen te glanzen – of tot ze, als je
het verknoeide, definitief dof werden. En op de duur wist je ook niet meer of die
kralen herinneringen waren of herinneringen van herinneringen. Of, erger nog,
gefingeerde herinneringen, of herinneringen aan niet-beleefde en dus
gefingeerde realiteiten. Die dus nooit realiteiten waren geweest.