zondag 30 juni 2013
zaterdag 29 juni 2013
ingeprent 3
Ik moet aan paaseieren denken. Die frisse lentekleuren, de
ruikers, de strikjes. Maar ook aan bowling. Of petanque. De bal is – zie de
afbakeningslinten – náást de baan beland. Dat moet een enge bedoening geweest
zijn, overigens: terugkeren in die bol, die meer van een duikerklok heeft dan
van een ruimtecapsule. Stevig verpakte, drievoudige angst. Je zou van minder krampachtig
glimlachen naar de staatsfotograaf. Het kan ook een uiting zijn van gedrilde
staatsdiscipline. Welkom terug in China. Daarnet waren jullie nog een flink eind
boven de overvliedende wolken en boven alle onvrijheid van ons ridicule regime,
nu hebben jullie opnieuw vaste grond onder de voeten. Die wiebelbenen werken we
er wel weer uit.
foto: Reuters, aangetroffen op De Standaard Online
vrijdag 28 juni 2013
schrikkel 366c (slot)
En zo sluit het schrikkeljaar af. Het rad staat vanavond
stil. De geliefden koesteren hun samenzijn. Het veld ligt wijd open, wolken
trekken samen.
schrikkel 366b
Oudejaarsdag. Witte ballonnen worden aangevoerd. Voor de
festiviteit van deze avond natuurlijk, maar ik denk: hoeveel witte ballonnen
zullen er het volgende jaar, dat nu dus wel echt voor de deur staat, de lucht
in gelaten worden? Naar aanleiding van welke calamiteiten en manifestaties van
zinloos geweld waarbij onschuldige kinderen betrokken zijn? In welke optochten
van verbolgen burgers – die niets beters weten te verzinnen dan met een tros
witte ballonnen hun onmacht uit te dragen? Maar eerst moeten ze knallen, de
kurken! Laat ze knallen! Laat alsnog deze avond nog festief zijn. Laat diegenen
die nog onwetend zijn van het ongeluk en onvermogen van het volgende jaar zich deze
avond nog aan het feest begeven om het afgelopene af te sluiten.
donderdag 27 juni 2013
facebookbericht 388
(Vlaams manifest moet in Denderleeuw verfransing tegengaan)
in het voorstel zien we ook voor het eerst een rechtstreeks
verband tussen GAS-boetes en het door onze strot rammen van nationalistisch
fanatisme; het samengaan van gas en extreem rechts in één zin roept bij mij
nare associaties op
dinsdag 25 juni 2013
brief naar Bunnik 8/5 (slot)
vervolg van 8/4
als u de brief vanaf het begin wilt lezen, begin dan hier
Beste Jan-Willem,
Wat ik in mijn vorige
alinea (de laatste van de vorige aflevering) ‘overzicht’ noem, noem jij
‘contemplatie’, ‘beschouwing’, ‘wijsheid’. Maar de weg die jij ernaartoe
bewandelt is een andere. Je hebt het over een zich afwenden van de wereld
waarin we leven, en over het daarbij vaak geholpen worden door kunst en
religie.
Ik wend mij niet af van de wereld waarin ik leef, integendeel. De
fotografie heeft mij geleerd dat mijn wereld de enige wereld is die ik heb. Ook
kunst maakt er voor mij deel van uit. Kunst die zich niet met die werkelijkheid
bezighoudt (ik denk aan fantasy),
interesseert me niet. Religie maakt ook geen deel uit van die werkelijkheid.
Niet voor mij. Ik gun mensen hun religie, maar voor mij heeft zij niets te
betekenen. Dat mensen ooit hebben kunnen geloven dat datgene waarin ze geloven
ook echt bestaat, dat is voor mij een van de meest bevreemdende zaken die er
zijn. Er is toch geen God, laat staan engelen, een hemel?
Maar er is wel
transcendentie.
Het verbaast me telkens
weer, de onderworpenheid waarmee generaties lang, tot en met die van onze
ouders, zich door dit soort denkbeelden hebben laten verdwazen en manipuleren.
Dat ooit iemand écht in het bestaan van hemel en hel heeft kunnen geloven…, het
lijkt nu onwaarschijnlijk. Maar het volstaat om er de preken van de
retraitejezuïet in Joyce’s Een portret
van de kunstenaar als jongeman op na te lezen, om te begrijpen dat ‘de
gewone man’ zich wel degelijk door dergelijke denkbeelden liet intimideren en
paaien.
*
Voilà, dat is het zowat
in een notendop, wat ik te vertellen heb over transcendentie en empathie. En nu
maar wachten op de genadevolle momenten! Reken maar dat ik elke dag cakejes eet
bij mijn thee!
Uiteraard, ik besef het,
is dit luxefilosofie. Ik heb geen weerwoord tegen aperte onzin, zinloos geweld,
brute onderdrukking, vreselijk leed, uitzichtloze uitbuiting, barbarij,
egoïsme, ecologische rampspoed. Je zult er maar staan met je looking glass, als je kind sterft aan
kanker, als je op de autosnelweg op de terugweg van je bedevaart naar Lourdes
een fatale klapband krijgt, als je ‘toevallig’ op het verkeerde moment op een
verkeerde plaats bent bij een terroristische aanslag, als je in het verkeerde
land blijkt te wonen, eentje met een tirannieke tiran bijvoorbeeld, of als
vrouw in Iran of Afghanistan, ik zeg maar iets. Enzovoort, de lijst van mogelijke calamiteiten
is eindeloos – maar ik heb ook nooit beweerd dat ik het probleem van de
theodicee ging oplossen. (Hoe verklaar je dat de almachtige God het kwaad
toelaat?)
En zo is deze brief naar
Bunnik, de achtste, alweer behoorlijk zwaar en abstract geworden. I didn’t mean to bug ya. Ik kan het ook
niet helpen. Het is mijn taal als ik tot de kern kom van wat ik denk en ben. En
dat doe ik, denk ik, in mijn brieven naar Bunnik.
Hopelijk schrikt het je
niet af. Hopelijk vind je een aanknopingspunt. Is mijn weergave van jouw duale
kijk correct? Kun je iets met mijn immanente transcendentie? Hoe zie jij de
relatie tussen ethiek en esthetiek in het licht van transcendentie? Hoe zit het
met de relatie tussen wijsheid en waarheid, tussen kunst en kitsch? Enzovoort.
En als je daar niets mee kunt, is er nog de privacyvraag die ik helemaal in het
begin van deze brief stelde.
Het ga je goed en
hopelijk tot spoediger dan over drieënhalf jaar. Want dat zou betekenen dat je
me pas ergens in december 2016 schrijft!
Pascal
maandag 24 juni 2013
de wereldgeschiedenis in 100 voorwerpen 2
(gebaseerd op Neil MacGregor, Een geschiedenis van de wereld in 100 voorwerpen)
Stenen snijwerktuig uit Olduvai (1,8 – 2 miljoen jaar oud)
Vierduizend jaar. Vierduizend en vier v.C., om precies te zijn.
Dan, en geen dag eerder, is, uit Niets, de wereld
ontstaan.
Zo wees overijverig Bijbeltelwerk uit. De Hof van Eden
even-
wel ligt behalve niet in Eden ook veel vérder in ‘t
verleden.
Dat werd duidelijk toen in de Oost-Afrikaanse slenk meer
dan twee miljoen jaar geleden tot bewerken bewerkte stenen
werden teruggevonden. Rechtstreeks, zo zegt men, voelt
het
contact met de maker aan voor wie er een in zijn palm
weegt.
Over de vele, vele eeuwen heen. Stenen om te snijden.
Je voelt zo in je de neiging om vlees van bot te scheiden
–
of schors van stam. Je kunt ermee ook tot bij het merg:
nuttig krachtvoer voor een snellere hersenontwikkeling.
Hetgeen nodig is om nog betere apparatuur te maken. Kip
of ei:
op basis van welk merg kwam de eerste instrumentenbouwer
op het idee? En: gebruiken dieren dan geen instrumenten?
Jawel. Maar ze maken en bewaren ze niet voor een volgende.
Of neem dit: de mens maakt zijn gereedschap complexer dan
nodig.
Het begin van kunst, van poëzie uiteindelijk, ligt in Olduvai.
Voor
de diaspora over Bosporus en Beringstraat: qua gen steeds
Afrikaan.
Donker was de aanloop van de geschiedenis tot de
Verlichting.
brief naar Bunnik 8/4
vervolg van 8/3
Beste Jan-Willem,
Transcendentie voert mij
niet van de ene (normale, gangbare, waarneembare) wereld naar de andere, wel
van de ene manier van beschouwen en ervaren naar de andere, binnen die ene
wereld. Er is er maar een. Het gaat mij daarbij niet om wat je te zien krijgt maar in eerste instantie om hoe je het ziet.
Je ziet, Jan-Willem, ik
aanvaard ook een dualiteit. Maar niet een tussen ‘deze’ (veranderlijke,
tastbare, verifieerbare, telbare, waarneembare…) en die andere (hogere, ideële
en ideale, eeuwige, onveranderlijke) wereld, maar tussen de wereld die wij met
onze ‘gewone’ blik benaderen (thematisch, utilitair, pragmatisch…) en een
achter- of onder- of boven- (doet er niet toe) liggende waarop wij soms, op
onvoorziene en onvoorzienbare momenten, een blik kunnen werpen, een blik die,
als het goed gaat, onze gewone blik kan verruimen en verrijken. En dit besef,
dat onze ‘waarheid’ nooit volledig of veralgemeenbaar is, noem ik het interessante. Dat is de immanente
transcendentie die ik op het oog heb: de verruimde blik die de gewone
transcendeert (overstijgt, verruimt en verrijkt).
Er ontstaat een nieuw
perspectief, je ziet de zaken anders, het verandert je. (Al is het altijd maar
tijdelijk want dit soort ervaringen zijn niet duurzaam; de terugkeer naar het
‘normale’ is onvermijdelijk; de dagdagelijkse zorgen eisen je aandacht op.)
Mijn transcendentie vergt echter wel een openheid, een bereidheid om open te
staan voor die intrusies. Zij vergt: nooit denken dat iets af is of volmaakt (‘vol-maakt’); bereid zijn te aanvaarden dat de
essentie van de dingen vaak in de onvolkomenheid ligt omdat juist daarin dat
nieuwe perspectief zich kan openen. (Gerard Reve: ‘Klein gebrek geen bezwaar’.)
De transcendentie, zoals ik haar begrijp (en ervaar), heeft te maken met: loslaten,
het niet alles willen controleren, manipuleren, voorzien en voorspellen. Zij
heeft te maken met: contingentie, toeval, contaminatie. Zij heeft te maken met:
niet vasthouden aan die ene, uniforme, afgeronde waarheid. Mijn transcendentie
is een eindeloos proces, zij houdt je wakker en bezig. Zij gaat in tegen de
dood. Die uiteindelijk toch overwint, maar we zullen wel weerwerk hebben
geboden.
Ik denk nu opeens aan wat
ik gisteren op straat zag – het maakte me woedend. Een vrouw, een ‘huisvrouw’,
ging weinig elegant voorovergebogen met een spuitbus de onkruidplantjes te lijf
die waren opgeschoten in de voegen tussen de tegels van het trottoir voor haar
woning. Gewoon manueel uittrekken had ze voor mijn part mogen doen – ik
aanvaard, zij het altijd met zeer weinig enthousiasme, dat mensen willen dat
hun territorium er ‘proper’ uitziet. Dat wil zeggen: uniform, gelijk, zonder
onregelmatigheden. Totalitair. Maar op deze manier? Zo kortzichtig? Zo dom?
Transcendentie is iets
wat zich in hogere regionen afspeelt
dan het trottoir. Het is niet iets van het onelegante bukken maar van het
fiere, rechtopstaande verstand, het is iets cerebraals. Het vergt overzicht,
het helpt als je uit het raam kijkt, een berg beklimt, een toren. Iets van
waaruit je een uitzicht hebt. Maar het heeft ook met gevoel te maken: mededogen
(en dat is niet hetzelfde als neerbuigendheid), empathie.
Appels, epifanieën,
onvrijwillige herinneringen: je kunt de doorbraak naar de immanente
transcendentie niet organiseren. Je moet ‘geluk’ hebben of, zoals ze hier in
Vlaanderen zeggen, chance (Frans).
Dat geluk moet je toevallen.
Maar je kunt het geluk
natuurlijk ook altijd wel een beetje afdwingen. En daar komt de empathie op de proppen. Empathie is het
vermogen om open te staan voor dergelijke openingen. Empathie is de bereidheid
om de bekrompen kijk op het afgelijnde ik (ook een vorm van ordening) los te
laten en zich te laten impregneren door pregnante interventies van datgene wat
wij niet onder controle hebben, wat buiten ons ‘normale’ blikveld valt, wat ons
– jawel – overstijgt. Empathie is vatbaarheid voor (immanente) transcendentie
en gaat daar dus onlosmakelijk mee samen: empathie zou zinloos zijn zonder
transcendentie; geen opening naar het transcendente zonder empathie. (Ook die gedachte zou veel verder kunnen
uitgewerkt worden.)
Mijn opvatting van wat
empathie is, verschilt niet eens zoveel van de jouwe. Jij hebt het over: de
‘intrinsieke waarde’ van ‘zaken’ kunnen inschatten, ‘zonder allerlei motivaties
te ontlenen aan een andere wereld waar we slechts vermoedens van hebben’. Waar
ik niet mee eens ben, is dat je als mogelijk voorwerp van empathie enkel ‘het
chaotische en onrechtvaardige leven’ vermeldt. Daarmee reduceer je empathie tot
zaken die met pijn en onrecht te maken hebben – terwijl het volgens mij een
ethisch neutraal vermogen is, toepasbaar op zowel ‘goede’ als ‘kwade’ zaken en
personen. Wel juist is wellicht jouw vermoeden dat het vermogen tot empathie
niet iedereen gegeven is.
Is dat niet het bedje
waarin vele mensen ziek zijn, tegenwoordig: hun onvermogen tot empathie? Velen zijn gebiologeerd, als konijnen voor
een lichtbak, voor al te immanente, materiële en wereldse goederen. Voor
economische waarden.
‘Gebiologeerd’ is in de
voorgaande zin een bewust gekozen woord want het zegt iets over de kwaliteit
van die levens: ze overstijgen het biologische niet; ze worden herleid tot het
biologische niveau van de onmiddellijke, momentane maar ook repetitieve
behoeftebevrediging. De hedonistische mens wordt niet méér mens; hij stapelt bevrediging
op bevrediging maar de stapel reikt op het eind niet hoger dan in het begin.
Hij reikt in elk geval niet hoog genoeg om een overzicht mogelijk te maken.
*
Intermezzo.
Je hebt een geweldige fantasie, maar dat mes snijdt aan twee kanten.
Positief is dat je opvallende en creatieve ideeën hebt. Daar staat tegenover
dat je soms de realiteit uit het oog verliest. (Uit: Metro
11 juni, p. 18, ‘Metroscoop’: mijn horoscoop voor de dag dat ik de inmiddels al
lang gewiste eerste versie van deze brief aanzette.)
om naar de volgende aflevering te gaan: druk hier
zondag 23 juni 2013
brief naar Bunnik 8/3
vervolg van 8/2
Priesters zalven en
beloven,
maar ik kan het
niet geloven.
Neen, er is geen
wenden aan:
als wij dood zijn
is ’t gedaan.
Willem Elsschot, ‘Spijt’
Beste Jan-Willem,
Als er al een transcendentie
bestaat, dan enkel een immanente. Met
de dood is het ‘gedaan’, zoals Elsschot in het beroemde gedicht zegt, en dat
betekent dat we moeten proberen dit leven
interessant te maken want we hebben er geen ander. Daarom is het handig te
weten waaruit dat interessante kan bestaan. Wat er de structuur van is. (En
hier begeef ik mij op glad ijs, ik ben mij daarvan bewust.)
Jij schrijft dat de
transcendente wereld noodzakelijk is omdat hij structuur, houvast en dus een
ordening aanbrengt in het leven.
Ik ga daartegenin.
Interessant is nu net wat mijn orde niet schept maar verstoort. Niet dat er geen orde nodig is. Maar een orde die te rigide is, die niet meer kan worden
verstoord, is misschien comfortabel maar toch ook dor en oninteressant.
Dergelijke ordes (waarheden) overstijgen de pragmatiek niet. Ethiek en
esthetiek – en dáár is het mij uiteindelijk om te doen maar dat had je
natuurlijk al lang begrepen – doen dat wél. Goedheid behoort tot het domein van
het belangeloze, het nutteloze; goedheid die uit berekening ontstaat, is geen
goedheid. En schoonheid kan enkel bestaan bij de gratie van datgene wat die
schoonheid doorbreekt. (Hier is een
uitweiding mogelijk over het verschil tussen kunst en kitsch.)
De voorbeelden die mij
voor ogen staan om mijn immanente transcendentie te stofferen, zijn Emmanuel
Levinas (voor de ethiek) en Roland Barthes en James Joyce (voor de esthetiek).
En over Proust zou ik een boek willen kunnen schrijven.
Van Levinas ken je
wellicht het ‘appel’ dat uitgaat van het gelaat van de andere (of de
Andere-met-hoofdletter, bij voorkeur de weduwe en de wees, zijnde de zwakke
medemens die ons dwingend aanspreekt op ons vermogen tot mededogen, een
vermogen dat elke berekening achter zich laat). Roland Barthes heeft het in La
Chambre claire over
het onvoorziene detail dat onze aanvankelijke thematische benadering van
bijvoorbeeld een foto doorbreekt en op een ‘hoger’ niveau tilt. Joyce’s
zinverlenend ‘mechanisme’ heet epiphany.
En Proust bouwt een kathedraal op het zinderende fundament van de mémoire involontaire. Ik kan op dat
alles nu niet ingaan.
Enkel dit: er is een
vormovereenkomst tussen deze vier – en er zijn er vast wel meer – denkers van
de immanente transcendentie. Het gaat telkens om een plots, onvoorzien, genadevol doorbreken van een
aanvankelijk gesloten thematische benadering. En precies in dat doorbreken van
ons geordende denken, onze naar orde zoekende kijk, ontstaat de ervaring van
zin, het interessante. In dat ene destabiliserende moment, het pregnante moment
waarop de chaos, het oncontroleerbare, het onvoorziene zich opent (aan ons
toont), ervaren wij dat er een ándere kijk mogelijk is. Onze wereld wordt
plotsklaps verruimd, het is alsof wij through
the looking glass in een andere ‘wereld’ terechtkomen. Het gaat om iets
onverwachts, iets onbedoelds, iets wat de blik doet kantelen. Niks geen goden
of religieuze beleving. Wel: zin, betekenis, schoonheid en misschien vooral: de
ervaring dat jouw manier van kijken altijd herijkt kan worden, zodat je moet
her-kijken. En dat is: het interessante.
*
Losse notities:
Deze ervaring gaat gepaard met
een bepaald affect
Doorbreken van een vastheid, een
koestering (verloren paradijs)
Kick is niet: zin
Het aankunnen van die
instabiliteit vergt wel een vaste kern
om naar de volgende aflevering te gaan: druk hier
zaterdag 22 juni 2013
facebookbericht 387
Vorige woensdag was er in
het Vlaams Parlement een drie uren durend actualiteitsdebat over de
Oosterweelverbinding. De vorige burgemeester en de huidige burgemeester van
Antwerpen zijn allebei parlementslid. De vorige was aanwezig, de huidige niet.
Ik plaats dit hier omdat ik het nergens vermeld heb zien staan, terwijl het
toch wel de moeite van het vermelden waard is.
reactie
Dag Pascal,
Die immanente transcendentie: ik probeer daar van mijn kant greep op te krijgen in een tekst die ik net in extenso op mijn blog heb gezet. Heb andere woorden gebruikt, maar de blik is, denk ik, dezelfde. Mocht je tijd en goesting hebben: Het grote luisteren.
Ben benieuwd naar het vervolg op de tweede Bunnikbrief.
van harte
Guido Vanhercke
brief naar Bunnik 8/2
vervolg van 8/1
Beste Jan-Willem,
Ik steek een tweede keer
van wal. Het onderwerp was: empathie en transcendentie.
Ik lees en herlees je brief. Je hanteert een duaal wereldbeeld; zonder aan metafysische of religieus
geïnspireerde hocuspocus te doen, maak je een onderscheid tussen enerzijds de
wereld die wij de werkelijkheid noemen en die immanent is, en anderzijds een
platoonse constellatie van ‘transcendente’ waarden of ideeën: onveranderlijk en
volmaakt. Een belangrijk filosofisch probleem – misschien wel het belangrijkste
– is: hoe tussen die twee een verbinding tot stand kan komen. Via het ‘geloof’
kan het niet meer, nu ‘God’ ‘dood’ is, maar er is toch een mentale attitude
mogelijk die radicaal verschilt van het strikt rationele en ‘rekenende’ denken
en die daaraan niet minderwaardig is, integendeel. Verbinding lijkt volgens jou
pas mogelijk door zich af te wenden van de immanente wereld; het kan door
contemplatie en beschouwing; de toestand die daardoor kan worden bereikt, noem
je: ‘wijsheid’.
Ik hoop dat ik je goed
heb gelezen – en tot daar kan ik je begrijpen. Niet volgen, wel begrijpen. Maar
dan schrijf je ‘dat het menselijk bewustzijn niet anders kan, dat een
transcendente wereld noodzakelijk en onvermijdelijk een levensvoorwaarde is,
het brengt immers structuur en houvast in het leven… en hoop’.
Daar, Jan-Willem, lopen
onze wegen definitief uiteen.
Maar ik had het eerlijk
gezegd al meteen lastig met je duale wereldbeeld. Ik wil – ja zo gaat dat met
rationeel ingestelde mensen – op onverbloemd scholastieke wijze een ander onderscheid invoeren, en wel, hoe gek
het ook moge klinken, tussen een ‘transcendente transcendentie’ en een ‘immanente
transcendentie’. De transcendentie waarin ik ‘geloof’ – ik moet nu denken aan
een regel uit de U2-song ‘Bullet The Blue Sky’, the God I believe in isn’t short of cash, maar dat terzijde –, de
transcendentie waarin ik ‘geloof’ dus, is een immanente transcendentie en heeft niets te maken met een ergens
‘boven’ ons liggende, parallelle wereld van normen, waarden, idealen, eeuwige
ideeën of nog ander artikelen uit de sacrosancte santenkraam die het westerse
denken meer dan tweeduizend jaar, tot Nietzsche zeg maar, heeft beziggehouden.
Neen, er is maar één wereld – maar dat betekent niet dat er binnen die wereld geen ‘zaken’ kunnen
zijn die aan onze controle ontsnappen en daarom deel uitmaken van een immanente transcendentie, ‘zaken’
waaraan wij zin kunnen ontlenen.
God is dood, ja, maar is
dat erg? Gewis en wel, voor zover wij niet meer kunnen ‘rekenen’ op een
voortbestaan na de dood (voor zover dat al wenselijk was, natuurlijk). Maar
daarvan is dan weer het voordeel dat we niet meer, ‘rekenend’ op dat ‘eeuwige
leven’, bereid hoeven te zijn om de dood in
ons leven toe te laten: we zouden, goed- en Godgelovig als we waren, alle pijn
en onderdrukking er gaarne bijgenomen hebben, als we maar het vooruitzicht
behielden op rijstpap met gouden lepeltjes in de hemel.
Van dat soort
transcendent transcendentiedenken zijn we gelukkig verlost. Maar wat komt er in
de plaats? Nihilisme, cynisme, pragmatisme en volstrekt diesseitig hedonistisch geïnspireerd nutsdenken lijken me geen
interessante alternatieven voor de ‘geestelijke’ armoede die kan ontstaan als
je afrekent met elke vorm van religiositeit. Er moet iets anders zijn om de
boel spannend te houden.
Dat ‘iets anders’ is er
wel degelijk, vind ik. En je moet je niet als een filosofische astronaut naar
een firmament van transcendentalia laten spoetnikschieten!
Schoonheid en mededogen
(en liefde, voor zover mededogen geen vorm van liefde zou zijn) zijn de
voertuigen van de ‘immanente transcendentie’, die mij een valabel alternatief
lijkt om alsnog op een aangename manier dit leven door te komen, zonder dat ik
de noodzaak ervaar om mij te laten overtuigen dat ik beter wacht op een volgend
om een menswaardig bestaan te kunnen leiden.
*
Hier moet ik nog eens onderbreken. (De vorige treinrit ligt intussen
alweer in het verleden; ik zit op een volgende en het landschap, opnieuw heiig,
is alweer richting Brugge aan het schuiven.) Ik herhaal: de visie die ik hier
uiteenzet, vergt een veel ruimere behandeling – en ik ben dus van plan om dat
in de eerstvolgende maanden te doen. Hier volgen enkel nog, gezien de
epistolaire vormvereisten, wat aanzetten.
om naar de volgende aflevering te gaan: druk hier
om naar de volgende aflevering te gaan: druk hier
facebookbericht 386
vaste benoeming of niet,
als het maar een systeem is dat misbruiken door de werknemers (ziekteverzuim en
andere vormen van profitariaat) tegengaat en anderzijds verhindert dat de
werknemers steeds meer werkdruk wordt opgelegd - ambtenaren en onderwijzend personeel:
ik heb de indruk dat ze tegenwoordig allemaal veel harder moeten werken dan
pakweg een generatie geleden, en ook dat heeft grenzen; en wat de zelfstandigen
betreft, die verdienen uiteraard meer bescherming en waardering, maar er mag
ook wat meer solidariteit en (fiscale) burgerzin van hen worden verwacht
vrijdag 21 juni 2013
Le Passé
130 minuten samengesteldegezinnenleed
en me geen seconde verveeld: dat me dat nog beschoren zou zijn! De Iranese
regisseur Asghar Farhadi is er met Le
Passé in geslaagd.
Ahamad komt na vier jaar
te zijn weggeweest terug in Frankrijk om er zijn definitieve scheiding van
Marie te regelen. Marie heeft twee dochters van de man die ze vóór Ahmad heeft
gekend, maar die inmiddels ook uit haar leven verdwenen is, en ze heeft nu een
relatie met Samir. Diens vrouw Céline ligt in een coma. En Samir heeft ook een
zoontje, Fouad, dat het begrijpelijkerwijs heel erg moeilijk heeft. Zoals Marie’s
oudste dochter Lucie, een getormenteerde maar nog niet helemaal in de knop
gebroken bakvis.
Ahmad komt in een puinhoop
terecht. Fouad en Lucie willen allebei het huis van Marie ontvluchten. Fouad
omdat hij Marie niet aanvaardt, Lucie omdat ze Ahmad niet ziet zitten. Dat is
wat je noemt: een patstelling. Het jongste dochtertje, wier naam me nu even
ontsnapt, kiest (nog) geen partij en ziet met lede ogen het geruzie en de
discussies aan. Nu is ze nog lief en meegaand, maar je kunt zo voorspellen dat
haar tijd nog komt. Wanneer de oorzaken van Célines coma, die het gevolg is van
een – voorlopig nog mislukte – zelfmoordpoging, aan het licht komen, is het hek
helemaal van de dam.
Ahmad probeert in deze
heksenketel wat orde aan te brengen. Tegen wil en dank wordt hij erin
meegesleurd, maar met zijn kalmte en zijn pedagogische talent slaagt hij erin
om de grootste tegenstellingen enigszins te ontmijnen. Samengestelde gezinnen:
bron van zorgen en voer voor psychologen. Wat doen de grote mensen hun progenituur
al niet aan? Wat voor een zootje bakken we ervan?
Je voelt hoe Asghar
Farhadi naar deze West-Europese waanzin kijkt met de ogen van de ingezetene van
een land waar dit soort ongein nog niet is ingeburgerd. Je voelt je
terechtgewezen. Het restaurant van Ahmads vriend en landgenoot vormt een oase,
een plek om te bekomen van al dat matrimoniale gedonder. Daar heersen nog de
waarden van vriendschap en gastvrijheid. De mensen leven er op een ander tempo.
Ze lopen er niet op de toppen van hun tenen. Er wordt nog waarde gehecht aan
moraliteit en aan omgangsvormen.
Dat is een van de grote
verwijten van Marie aan het adres van Ahmad: dat hij een moraalridder is. Maar
hij zegt en doet wel de juiste dingen. Misschien hebben we wel nood aan
moraalridders? En aan wat minder vooringenomen afkeer van moraalridders?
Le passé is een sobere film. Zorgvuldig, traag, uitgebalanceerd. De
acteerprestaties, zeker ook van de kinderen, zijn formidabel. Farhadi heeft
zijn film propvol observaties en vraagstukken gestoken. Als een antropoloog onderzoekt
hij het fenomeen samengesteld gezin, en hij heeft er een mijnenveld vol morele
vraagstukken in ontwaard. Hij is erin geslaagd om te vermijden dat zijn film te
zwaar zou worden door er ook nog een spannend verhaal in te steken. Het einde
blijft open, maar je voelt dat Farhadi niet uitsluit dat alles nog goed komt.
De belangrijkste
boodschap wordt gaandeweg duidelijk. Mensen hebben te veel de neiging, denk ik
dat Farhadi denkt, om overal een verantwoordelijke, een schuldige voor te
vinden. En ze hebben daarin de neiging om te simplifiëren. X kan de oorzaak
zijn van Z, zoals op een gegeven ogenblik Fouad een verfpot omver loopt. Maar
soms ligt daar nog een Y tussen. Zo heeft Lucie iets heel ergs gedaan, akkoord.
Maar is zij als enige verantwoordelijk? En wat hebben we dan, als we de
verantwoordelijke hebben aangewezen?
In een van de laatste
scènes vraagt Ahmad, die tot dan toe zichzelf volledig heeft weggecijferd, ook
eens wat aandacht voor zijn probleem. Weet je eigenlijk, vraagt hij aan Marie,
hoe het vier jaar geleden tussen ons zover is kunnen komen? En dan zegt Marie –
en je begrijpt haar en Farhadi perfect –: neen, ik wil het niet weten, dat is le passé en nu moeten we vooruit met
onze levens.
wijsheden van pipo cornetto
25
Als Zjef Van Uytsel voor al de keren dat in de jaren zeventig
jeugdmissen werden opgeluisterd met zijn ‘Je kunt niet zonder de anderen’
royalties had ontvangen, dan kon hij nu zonder de anderen.
26
De mensen hadden vroeger meer tijd. Ook om ongelukkig te zijn,
natuurlijk.
de wereldgeschiedenis in 100 voorwerpen 1
nieuwe rubriek, gebaseerd op Neil MacGregor, Een geschiedenis van de wereld in 100
voorwerpen
De mummie van
Hornedjitef (ca. 240 v. C.)
De sterrenstelsels maakten van je schrijn
een miniatuurkosmos en tijdreismachine en
moesten je de weg wijzen naar het hiernamaals
maar ze verhulden je dat de eindbestemming
van je laatste reis als Amontempelpriester
een Londense ziekenhuisscan zou zijn.
Maak dat maar eens mee als mummie:
gescand te worden zonder ziek te zijn,
gewoon omdat tweeëntwintighonderd jaar
na je verscheiden een stelletje geleerden
secuur maar zonder aanzien des persoons
wil weten wat de samenstelling is van het hars
in je darmen en de balsem op je huid (je hebt nu
eenmaal niet zoals de goden een gouden lichaam),
hoe het nu zat met de artrititis in je rug,
en wat die edelmetalen amuletten betekenen
die je op je laatste reis tussen kunstig beschreven
cederhouten planken uit de Libanon
als geestelijke leeftocht hebt meegekregen.
Daar staat je planken tijdreisvlot nu te kijk.
Binnenstebuiten, voor en achter, achter glas.
Ze maken er uit op wat je ooit, ginds, was.
Maar waar ben je nu, wat ben je nu, als lijk?
brief naar Bunnik 8/1
wat voorafging: jwl notitie # 1168
de hele correspondentie
vindt u hier
Brugge, Brugge-Brussel, Brussel,
Brussel-Brugge en opnieuw Brugge, 12-21 juni 2013
Vooraf: deze brief is wat lang uitgevallen. Jij krijgt hem in één keer
maar ik wil hem in vijf afleveringen op mijn blog plaatsen. Vandaar de
overgangetjes.
Beste Jan-Willem,
1
Drieënhalf jaar geleden
schreef ik je mijn zevende ‘Brief naar Bunnik’. ’t Werd een brief in een fles
want een antwoord bleef uit. Ik begon te vrezen dat je onze correspondentie niet
meer zou voortzetten. Misschien, zo overwoog ik, vond je het maar een rommelige
bedoeling – en inderdaad: het kwam me voor dat we, ondanks alle goede
bedoelingen en ernst, er niet echt in geslaagd waren om er een mooie lijn in te
trekken. Maar kijk, nu ben je daar opnieuw (dat zit er altijd in met flessenpost)
– en ik ben daar blij om. Ook al omdat je tussen de regels van je aanhef laat
doorschemeren dat je ‘persoonlijke levenssfeer’ in die mate is opgeklaard dat
er nu weer ruimte is om je op zoiets ongerijmds als het schrijven van filosofische
brieven naar een verre internaut toe te leggen. Laat mij meteen zeggen dat ik
je – hoe die ‘persoonlijke levenssfeer’ er verder ook moge uitzien en wat er
zich ook in heeft mogen afspelen (dat gaat niemand hier iets aan, me dunkt, ook
mij niet) – uit de grond van mijn hart toewens dat alles goed gaat met je en
dat de toekomst je toelacht (of nu toch minstens voor een tijdje zijn grimmige
grimas laat varen).
Nu ik het zo schrijf:
‘persoonlijke levenssfeer’. Wat denk jij van dat over-de-schouder-meekijken
naar alle sporen die wij digitaal achterlaten: op het net, maar ook met onze gsm’s
en gps’en? Ik denk daarbij altijd: so
what?, waar maakt iedereen zich eigenlijk druk over? Maar misschien mis ik
iets en is ‘privacy’ wel degelijk een issue,
zeker als je ernstige twijfels begint te ontwikkelen over het democratisch
gehalte van de samenleving waartoe we veroordeeld zijn. Voorlopig echter
koester ik de illusie dat ik nog altijd in grote mate zelf bepaal welke kaarten
Big Brother mag zien en welke niet, en dat hij met de geheimen die ik afdek
(maar die Hij wel kan zien, dat weet ik wel) niet veel kan aanvangen. Ik maak
voorlopig nog wel zelf – opnieuw ‘in grote mate’ – uit of ik mij laat
meedrijven in de consumentenkudde.
Nuja, zo non-conformistisch
ben ik ook weer niet – ik moet daar niet zo over opscheppen.
Vooraleer ik inga op je
brief – want zo gaat dat met correspondenties: het zijn altijd ook dialogen, of
ze proberen dat te zijn, of ze horen dat te proberen – wil ik je toch melden, en
al evenmin om aan de eventuele nieuwsgierigheid van derden tegemoet te komen,
dat ook mijn ‘persoonlijke levenssfeer’ het toelaat om de draad van deze
briefwisseling opnieuw op te nemen! Met alle plezier. Als enige essentiële verandering
in die drieënhalf jaar moet ik vermelden dat ik drieënhalf jaar ouder ben
geworden – maar dat blijft voorlopig hoofdzakelijk een rekenkundige kwestie. Ik
heb niet de indruk dat ik in die drieënhalf jaar veel veranderd ben. (Mijn
directeur zei me onlangs dat ik er ‘een beetje moe’ uitzag maar ik veronderstel
dat in die observatie vooral zijn angst voor het ouder worden meespeelt.)
Maar ik ben wel in mijn
52ste levensjaar intussen en dat lijkt me stilaan een goede leeftijd om eens
grondig na te denken over de vraag of empathie mogelijk is zonder transcendentie.
Want dat is wat je uit mijn brief van 12 december 2009 hebt gelicht; dat is de
vraag die je me terugkaatst.
*
Hier moet ik al even afwijken van mijn lijn. Ik zit in de trein naar
Brussel, zie links van mij een heiig landschap (groen, vlak, veeteelt,
bomenrijen en rommelige ordening) richting Brugge schuiven (ik zit dus met mijn
rug naar de hoofdstad gekeerd op een stoel in de rechterbeuk van de wagon) en
herlees wat ik al eerder, als eerste versie van deze brief, geschreven had: te
veel, te omslachtig, te diepgravend. Jouw vraag – die ooit de mijne was, maar
ik was hem eigenlijk al lang vergeten – heeft me aan het denken gezet en zin
doen krijgen om een en ander eens grondig uit te spitten. Maar een omstandig
antwoord zou me veel verder voeren dan in het bestek van deze briefwisseling
mogelijk en wenselijk is. Ik neem me voor een essay te schrijven – je krijgt
het te gelegener tijd zeker en vast te lezen!
En dus zal wat hier volgt er enigszins anders uitzien.
om naar de volgende aflevering te gaan: druk hier
woensdag 19 juni 2013
dinsdag 18 juni 2013
ingeprent 2
Twee wereldleiders, de presidenten van wat ooit de twee
machtigste landen ter wereld waren. Zo zwaarwegend en zwaarwichtig waren ze dat
ze elkaar in evenwicht konden houden. Nu zitten ze daar naar de grond te staren
– of een beetje wezenloos voor zich uit. Met blinkende schoenen, zonder das. Ze
hebben elk twee vlaggen nodig om hun land te afficheren. Hun onderonsje op de
G8 is achter de rug. De ene is gelukkig getrouwd – nuja, dat denken we –, de andere
lijkt over zijn echtscheiding te tobben. De houding van de handen, opvallend
parallel, heeft meer met verveling dan met bidden te maken. Op de achtergrond
een... achtergrond. Of is het een echt landschap, gezien door een panoramisch
raam? Ik denk het niet, als ik zo de schaduwen op de grond bekijk. Heeft iemand
hier nog een vraag? Hopelijk niet, dan kunnen we dit opdoeken. Dat is wat er
afdruipt. Het enthousiasme is weg, de werkelijke macht ligt elders. Dit aan
weerszijden van dat blinkende salontafeltje uitgezakte zitten is niet veel meer
dan een verplicht nummer, een relict uit andere tijden.
foto aangetroffen op De Standaard Online, 17 juni 2013
foto aangetroffen op De Standaard Online, 17 juni 2013
maandag 17 juni 2013
reactie
De kleine filosofie van een ogen-blik
Hoe de loper verdwijnt
in het licht
en schaduw
zich over het gras spreidt
een detail
het geheel ondermijnt
tot
een ogenblik.
PS.
Mijn verhaal wordt eentonig.
Ik heb de schilder-fotograaf D.B. gezien in M.
En liep onbewogen langs de ingeblikte techniek van de
Meester.
Hier lees ik de poëzie van kijken.
En dat is meer dan zien.
zondag 16 juni 2013
zaterdag 15 juni 2013
los ingeslagen 98 / antireclame 7
De wereld op zijn kop, of dubbel op zijn kop, gegeven het
feit dat iedereen al op zijn kop staat en binnenstebuiten wordt uitgeschud.
Eigenlijk. Betalen om over de mogelijkheid te kunnen beschikken om niet naar de reclame te moeten kijken.
Maar je hebt die reclame helemaal niet gevraagd! De logica achter dit soort
dubbelgedraaide averechtse constructies doet me denken aan het kopen van
luchtcertificaten van minder vervuilende landen om op die manier alsnog aan de
op ‘normale wijze’ onbereikbare CO2-uitstoot-norm te voldoen. Dat is gebakken
lucht. Dubbelgebakken. Aangebrand! Iedereen voelt aan dat dit, hoe zal ik het
zeggen?, nu ja, het woord is onvermijdelijk, ethisch onbevredigende oplossingen zijn.
Neem nu toch nog eens die televisiereclame. De voorgestelde
maatregel verraadt de ware aard van commerciële omroepen. Hun core business is niet: televisieprogramma’s
maken. Het is hun erom te doen zoveel mogelijk advertentieruimte te verkopen en
dus geld te genereren, en de televisieprogramma’s zijn daarbij maar het
glijmiddel. Wie die programma’s wil zien, moet en zal de reclame erbij nemen.
Reclame voor speelgoed of snoep voor, tijdens en na de kinderprogramma’s;
reclame die op mannen mikt (auto’s, scheermesjes) voor, tijdens en na de sport;
alle vormen van reclame voor, tijdens en na alle soorten programma’s en er
wordt niet gekeken op een break minder
of meer, zelfs niet tijdens speelfilms. Wat natuurlijk een crime (Frans) is maar zo
werkt het nu eenmaal. We zijn al aan heel veel gewoon.
Maar nog niet aan de verplichting om extra te betalen voor
technologie die het doorspoelen van de reclameblokken mogelijk maakt. Het
omgekeerde van de omgekeerde wereld bestaat hierin: vroeger werd de reclame ons
door de strot geramd zonder dat wij daar om vroegen. Nu moeten wij vragen
(betalen) om de reclame ons niet door
de strot te laten rammen. Het tenietdoen van wat vroeger een ongevraagd
inconvenient was, wordt nu voorgesteld als een gunstmaatregel – maar dan wel
enkel voor wie ervoor betáált!
Het zegt wel iets over de wereld waarin we leven, me dunkt,
dat de overheid niet bij machte is om dit soort manipulaties en
disciplineringen onmogelijk te maken.
vrijdag 14 juni 2013
donderdag 13 juni 2013
woensdag 12 juni 2013
wolken 649-656
wolkenfragmenten
uit Paul Auster, Het boek der illusies
649
Ze geeft hem ongemerkt haar telefoonnummer en in de
slotscène klimmen ze samen in haar vliegtuig en stijgen op naar de wolken.
(36)
650
Het was de zoveelste plotselinge verandering: wolken
rolden aan, de temperatuur zakte tot dertien graden, de wind stak op. (87)
651
Nu waren we in de woestijn, liepen onder een wolkeloze
hemel, ademden de ijle, naar jeneverbes geurende lucht in. (209)
652
De camera kantelt een paar centimeter en we zien boven
in het kader een wolk langs het rotsblok drijven. (215)
653
Wolken drijven langs, de wind
ritselt door de bomen eronder, maar in wezen is er voor ons niets te zien
behalve die maan. (228)
654
Overal
mist, bijna onmogelijk te zien waar ik was. Misschien ook regen, maar druppels
zo fijn dat ze wel damp leken. Een gevoel alsof ik niet meer op de grond stond,
of ik door wolken liep. (248)
655
Wat lichtglimpen door het raam, een dun, nagloeiend wolkje
rekkend langs de horizon, resten avondschemer. (253)
656
Ergens boven het Midden-Westen kwamen we in wat
turbulentie terecht, ik at een beetje kip en dronk een glas wijn, ik keek uit
het raampje – maar er gebeurde niets. Witte wolken, zilveren vleugel,
blauwe lucht. Niets. (271)
wolken 648-649
wolkenfragmenten
uit Marcel Proust, Plaatsnamen: de naam
648
Na het middageten hield ik dan ook angstvallig de
onbestendige, bewolkte hemel in het oog. (501)
649
En zelfs op de dagen dat alle andere plantengroei is
verdwenen, dat het mooie groene leer waarin oude boomstammen zijn gehuld
schuilgaat onder sneeuw – als het dan ophield met sneeuwen, maar het te bewolkt
bleef om te hopen dat Gilberte de deur uit ging, dan opeens, zodat mijn moeder
zei: ‘Kijk eens wat een mooi weer nu, misschien kunnen jullie toch proberen om
naar de Champs-Elysées te gaan,’ verstrengelde op de sneeuwmantel die het
balkon afdekte de doorgebroken zon gouden draden en borduurde donkere
spiegelbeelden. (502)
Abonneren op:
Posts (Atom)