353
354
[C.J.E. Dinaux] vergeleek de schrijver van Een slordig mens met het fabeldier van
de romantiek, ‘de Vogel Rock, die met de zwaarste last, met een olifant in zijn
klauwen, opstijgt tot hoog in de wolken’. (211-212)
355
Na de vakantie in Sestri schreef Morriën gedichten,
waarvan hij er nog enkele voor Kijken
naar de wolken bestemde. Daaronder ‘Tegenspraak’, het titel- en
slotgedicht waarin niet de Italiaanse sterrenhemel, maar de wolken van het
mistige vaderland figureren: ‘Ik leef te snel, / Zittend aan ’t raam, niets
doende / Dan kijken naar de wolken. / Om langzamer te leven / Zou ik
gestorven moeten zijn. / Maar om te sterven / Zou ik nog sneller moeten leven,
/ Terwijl ik reeds te haastig leef, / Zittend aan ’t raam, niets doende / Dan
kijken naar de wolken.’ (246)
356
Morriën liet deze motieven ook in elkaar overvloeien
en dichtte: ‘je oog dat groter dan de hemel is’, en: ‘Ik kijk diep in de ogen
van ’t heelal, ik kan mijn hand in sterren dopen en mijn voet in wolken
zetten.’ (252)
357
Hun lichtblauwe kleur associeert hij met de tint ‘die
een wolkenloze hemel aanneemt wanneer het avond wordt, de kleur van het
gedeelte van de hemel dat van de ondergaande zon is verwijderd. […]’ (369)
358
‘Tot in de wolken heb ik je gezocht.’ (443)(Molin citeert Morriën)
359
Het waren slechts gedachten die als wolken aan
hem voorbijtrokken, en hij overwoog niet eens de wens tot euthanasie vast te
leggen voor het geval hij er zelf niet toe in staat was. (492)
360
‘De kwatrijnen van dit sonnet herinneren aan de
oertijd in de natuur waarin alle verhoudingen reusachtig vergroot waren ten
opzichte van de hedendaagse, aan de gloed, de scheppingen dier eerste tijden;
dat alles met vage zinspelende, fantaserende woorden, precies zoals men aan de
kindertijd terugdenkt geheel in nevels verborgen, waarvan men zich achteraf
sommige vreemd en groot gevormde wolkachtige gevoelens herinnert, aan
het sprookjesland van Kleinduimpje, met wie men zich vroeger vereenzelvigd
heeft.’ (560)(Molin citeert Morriën)