Daniel Kehlmann, Roem
233
Kijk eens, de lucht! De zon speelt op de schoorsteengassen, alsof het mooie wolken zijn en geen smerigheid. (31)
234
Uit het niets waren er wolken opgestegen, plotseling was de lucht vochtig, en het licht werd diffuus, alsof het honderdvoudig werd gebroken. Toen begon het te regenen.
Ze bereikten de piramiden in een wolkbreuk. (43-44)
235
De regen hield op, minuten later scheurde de zon een gat in de wolken. (44)
236
De hemel was heel hoog, er hingen twee gerafelde wolkjes. (97)
237
Weer donderde het in de verte. Onwillekeurig keek zij omhoog, maar daar waren slechts een paar verloren hoge wolkjes. (187)