We tuinierden samen. Ik liet zien hoe je moest spitten. Toen ik de eerste schop omdraaide, was ik stomverbaasd: talloze wriemelende beestjes aten en roerden en vermenigvuldigden zich onder de grond. De aarde waar wij op stonden werd ontmaskerd als een soort oceaan, vol en onmetelijk en zonder licht.
Deze passage uit Laagland, de bijzonder sterke roman van de uit een Ierse vader en Franstalige Turkse moeder geboren, in Nederland geboren, in Engeland gestudeerd en gewerkt hebbende en nu in New York wonende Ier Joseph O’Neill, doet mij denken aan het iedereen wel uit cartoons of tekenfilms vertrouwde beeld van de drenkeling die op een eiland denkt te zijn aangespoeld en maar wat schrikt wanneer de zogenaamd vaste grond onder zijn voeten blijkt de rug van een walvis te zijn. Wat gebeurt er als ineens het fundament waarop je je leven had gebouwd wordt weggenomen? Het antwoord is betrekkelijk eenvoudig. Er bestaan twee mogelijkheden: ofwel ga je ten onder, ofwel zoek je een nieuw fundament. Maar het basisvertrouwen, dat je ooit had, is definitief verdwenen.
Daarover gaat Laagland. En daarmee is het een somber boek. Hoe prettig en humoristisch en schijnbaar licht het ook moge zijn. De levensvorm die zich bovenop de grond heeft ontwikkeld, is verwanter met het gewriemel eronder dan algemeen wordt aangenomen. Er is enkel een laagje ‘beschaving’ mogelijk.
Het gaat in Laagland vaak over grond en bodembewerking en gras en dat soort zaken. O’Neill gaat zeer – en volgens vele lezers té – gedetailleerd in op de technieken die nodig zijn om het perfecte cricketveld te maken en onderhouden. Bij sommige van de zeer talrijk in New York aanwezige culturen brengt cricket – op troostrijke wijze – iets van de eigen achtergrond naar die kleurrijke Amerikaanse stad. De regels en rituelen van het cricketen zorgen voor een vorm van beschaving in de grootstedelijke jungle. En Hans van den Broek, het hoofdpersonage van Laagland, vindt in de cricketsport opnieuw een structuur, een vastigheid, een grond onder zijn voeten die, misschien, dit keer geen walvis zal blijken te zijn. Maar zeker ben je het nooit.
Hans van den Broeks huwelijk is op de klippen aan het lopen. Dat is een banaal gegeven voor een roman, maar Joseph O’Neill doet er iets heel sterks mee want hij verbindt het met een belangrijke gebeurtenis in de recente geschiedenis van New York. Je kunt Laagland een post-nine-eleven-roman noemen. De aanslagen van 11 september 2001 komen nauwelijks expliciet ter sprake, maar de gevolgen ervan zijn wel voortdurend op de achtergrond aanwezig. De psychologische impact op de natie is bijzonder groot: de grond is de Amerikanen van onder hun voeten geslagen. Zoals ook Hans van den Broek vaste grond kwijt is. De Amerikanen, en Hans, moeten zoeken naar nieuwe evenwichten. O’Neill pakt deze omvattende en misschien al versleten thematiek heel clever aan door de fantast Chuck Ramkissoon op te voeren: deze kleurrijke charlatan, personificatie van The American Dream, heeft het idee opgevat een groot cricketstadion te bouwen en probeert, via allerlei onnaspeurbare wegen, daarvoor fondsen te werven. Hans van den Broek, door vrouw en kind verlaten, trekt een eind op met de niet bepaald graatzuivere Chuck. Waarmee O’Neill aangeeft tot welke stommiteiten de behoefte aan troost een mens in nood kan brengen.
Meer algemeen gaat Laagland over de noodzaak om, tegen beter weten in, ervoor te zorgen dat iedereen, met name de kinderen, een minimaal basisvertrouwen meekrijgt. Iedereen heeft recht op een paradijs. Maar verloren gaat het onvermijdelijk, daar valt niets aan te doen. Dan komt het eropaan strategieën te ontwikkelen om, op onvaste grond, overeind te blijven. O’Neill heeft het over onze behoefte aan verhalen, over de manier waarop wij onze levenslopen tot hanteerbare curricula herleiden, over de manier waarop wij ordes scheppen uit de chaos, over de al bij al zeer bekrompen manier waarop wij naar de werkelijkheid kijken. Er zijn nochtans veel andere interessante en boeiende en mogelijk verrijkende gezichtspunten om ons heen.
Laagland is een roman waarmee je niet klaar bent na één lectuur. Het boek geeft maar zijn geheimen prijs aan wie bereid is er moeite voor te doen. Maar wie doorzet, stuit op een schatkamer. O’Neill brengt prachtige beelden en anekdotes, sterk getekende karakters, een werkelijk virtuoos heen-en-weer in de tijd zonder dat je ook maar één ogenblik het noorden kwijtraakt – en zijn roman heeft nog wel meer kwaliteiten.