baraque lecture 4
Ik weet niet wat ik van De badkamer van Jean-Philippe Toussaint moet denken. Eerste vaststelling: Toussaint is een succesvol auteur, toch zeker in het Franse taalgebied – en hij heeft dat succes onder andere met zijn debuutroman La Salle de bains uitgebouwd. Nu weet ik wel dat de Franse lezer met Perec en Oulipo & tutti quanti niet onvoorbereid aan de start verschijnt als het om experimentele literatuur gaat. En feit is ook dat in het Nederlandse taalgebied onze naar ‘Allerheiligen’ genaamde auteur niet al te veel potten breekt: apart uitgegeven (bij Van Gennep) of gebundeld (bij Prometheus), de vertalingen van de ‘romans’ De badkamer, Meneer en Het fototoestel belanden steevast bij De Slegte. De Nederlandse en Vlaamse lezers lusten geen pap van de Franstalige Brusselaar.
Toussaint doet me in zijn beste momenten aan Modiano denken: schijnbaar eenvoudig, heel sfeervol, dreiging aangelengd met een vleugje humor – al lijkt Toussaint mij toch méér dan Modiano dat typisch Belgische absurdisme, met tentakels naar het stripverhaal en Magritte, met zich mee te dragen.
Waar gaat het in De badkamer over? Een depressieve mens zit in zijn badkamer. Hij gebruikt zijn bad als ligstoel en komt daar niet uit. Twee Poolse huisschilders zitten ondertussen in zijn keuken, wachtend op orders en verf, pinten te drinken. Het lief van de depressieve mens verliest maar heel langzaam haar geduld. Pas nadat hij een paar weken in een niet nader genoemde Italiaanse stad met dogenpaleizen en vaporetto’s heeft doorgebracht, zonder ook maar iets te doen, geeft ze er de brui aan. De depressieve mens besluit alsnog iets met zijn leven aan te vangen wanneer hij een hem nauwelijks bekende arts, die het er op aanlegt een tennispartner te worden, hoort zeggen, bij het genot van een ‘Pimm’s’ genaamd goedje, ‘dat dit nu geluk was’.
Daarover gaat het. Ik val niet steil achterover van enthousiasme. Het was niet de eerste keer, overigens, dat ik mijn tanden heb stukgebeten op die Toussaint. Volgend jaar na Pasen nog eens proberen.