vrijdag 31 oktober 2008
Dag 429 vVH&C
*
Een communicatiemiddel.
*
081020 – Het ongemak van de galagenodigden wanneer een coryfee niet langer wenst op te draven in het televisiecircus. Of: hoe marginaal de positie van de intellectueel in de media geworden is. Wanneer hij zich niet meer naar het decorum wenst te schikken, is de verontwaardiging groot. Marcel Reich-Ranicki, 88 jaar inmiddels, weigert de Deutsche Fernsehpreis voor zijn loopbaan als tv-literatuurcriticus. Zie hier.
donderdag 30 oktober 2008
Dag 428 vVH&C
In Cassandra’s Dream voert Woody Allen twee broers op die, door geldnood gedreven, bereid zijn om, met het oog op een royale beloning van hun rijke oom, een man uit de weg te ruimen die blijkbaar te veel weet over die oom. Familie is, alles welbeschouwd, het enige waar je in het leven altijd op kunt terugvallen. Voor de familie doe je alles. Familie gaat zelfs voor op moraal. Maar dan begint een van die twee broers gewetenswroeging te krijgen, hij staat op het punt om zich aan te geven bij de politie. De andere broer ziet, om zijn eigen hachje te redden, geen andere mogelijkheid dan ook de broer met het knagende geweten te vermoorden… Bloedverwantschap is dus blijkbaar toch niet het hoogste principe...
woensdag 29 oktober 2008
Dag 427 vVH&C
Je vraagt je toch af wat deze marktontwrichtende en barbaarse, jaarlijks terugkerende bibliotheekboekendeportatie stuurt. ‘Plaatsgebrek,’ luidt het antwoord van een bibmedewerkster. Het klinkt plausibel: er verschijnt veel en architectuur is duur. Maar wat is het criterium? Op basis van welk kenmerk worden boeken veroordeeld in deze boekenholocaust? Aantal bladzijden? Gewicht? Ezelsoren? Verouderde spelling? Niet meer te desinfecteren beduimeldheid? (Iets inhoudelijks zal het wel niet zijn want dat zou veronderstellen dat die hele papierberg zou gelezen zijn, en dat kan je zelfs van de meest toegewijde bibliotheekmedewerkster niet verwachten.) Neen. Niets van dat alles. Het criterium om een boek te dumpen – waarbij deze verkoop nog een laatste kans is voor ze om door een liefhebber te worden opgepikt – is: de tijdsduur die is verstreken sinds hun laatste ontlening. Blijft een boek een jaar, of twee jaar, op de bibliotheekplank staan wachten op een liefdevolle, oprechte belangstelling opbrengende lezer, zoals op een studentenfuif het muurbloempje in een donker hoekje aan een tafeltje met halflege, vergeten en gemorste glazen met verschaald bier wacht tot die koene ridder op zijn witte paard dan toch passeert, je weet maar nooit, dan wacht hem, het boek, de deportatie naar de kartonnen bananendoos, de ruwe behandeling op deze geïmproviseerde boekenmarkt, in het beste geval de vernederende uitwisseling voor een hele of, later op de dag, zelfs maar een halve zilverling en, indien ook hier niemand zich verwaardigt mededogen te hebben, het lot dat ook telefoonboeken, reclamefolders, verkiezingsdrukwerk en de krant van gisteren is beschoren.
Dat er opvallend veel Ruyslinck en Hemmerechts te koop werd aangeboden – wel, daar kan ik nog mee leven. (Ze verkochten trouwens voor geen meter.) Maar dat de hierboven genoemde namen en titels op deze schamele manier voor bewezen diensten aan onze westerse cultuur werden bedankt, ja, dat doet stemt mij toch droef.
dinsdag 28 oktober 2008
Dag 435 vVH&C
Er blijven vragen. Waarom die beelden (en geen andere)? Wat wil die verbeelding mij zeggen? Waarom zijn de werken zo klein? Waarom deze constellatie?
Uiteraard is er onbegrip en is er misverstand. Hoe zou ik het kúnnen begrijpen? Maar: ligt de waarde van de respons niet in de poging te begrijpen? In de belangstelling, de verwondering? Als ik het zou begrijpen, ja, dan zou ik het natuurlijk zelf máken, in zekere zin. Dan zou wat de kunstenaar maakt niet gemaakt moeten worden. Er zou niets gemaakt worden! Kunst is een vraag. De kunstenaar die toont, is een kunstenaar die een vraag stelt en elk antwoord op prijs stelt. Iets anders dan een eerlijk antwoord is waardeloos.
maandag 27 oktober 2008
Matteo Garrone, Gomorra
zondag 26 oktober 2008
Reactie
In je vote-rubriekje staat "ik heb al gelezen in de nieuwe Verhulst en vind het goed". Klopt dat verwijswoord "het" wel? Het is toch DE Verhulst? Vandaar, lijkt mij: "ik heb al gelezen in de nieuwe Verhulst en vind het boek goed". Of: "ik heb al gelezen in de nieuwe Verhulst en vind hem goed".Sorry voor de schoolmeesterij. Maar aan iemand die zoveel zorg besteedt aan zijn taal, zal deze kleine taalzorg goed besteed zijn, denk ik.
Voor de rest: je blog bezorgt mij veel genoegen: je stijl, je luidop nadenken, je foto's. Die laatste hebben iets speciaals: ze doen me voortdurend denken aan zo'n dun pocketgeval, dat aarzelt voor het wil afdrukken, tot woede van het moment. Waarom ik dat denk? De afstand tot het onderwerp, misschien. Het ietsje donkere licht, vaak. En toch verrassen ze vormelijk (lijnen, contrasten, schuine opname, enz) en inhoudelijk (deze stijlfiguren, maar dan thematisch...). Die laatste verrassingen lijk je voortdurend te zoeken, alsof de wereld (zoals Bloem zei) ze verborgen houdt en plots toont "in hun hogen staat". Anders sprak je niet van DvVH&C. Het verslag van die ontdekkingen is me het liefst. Zo kijk ik ook naar de gegeven aanwezigheid rond mij: tot er ergens een helderheid wil doorbreken. Daarom loop ik ook vaak met de fotocamera rond. Op gevaar dat je mijn reactie als een verkapte aandachttrekkerij bestempelt: ik zet mijn VH&C op mijn blog http://www.dichtertje.skynetblogs.be/.
En blijf maar af en toe verslag doen van je eigenzinnige lectuur...
met vriendelijke groet
Guido Vanhercke
@ Guido Vanhercke:
In mijn 'en vind het goed' zit uiteraard een connotatie met: 'God schiep de wereld en zag dat het goed was', maar ook verwijst de 'het' naar de hoofdpersoon in Verhulsts boek, de zogenaamde ''t' (afkappingsteken + t, een verkorting dus van 'het', wat dan moet staan voor een onpersoonlijke mens).
U hebt gelijk, grammaticaal is 'het' een fout, maar dan wel een waarover is nagedacht!
Mijn woordenboek (203)
Een tak van een boom, een pleister van een wonde die nog niet genezen is en eventueel in behaard gebied ligt, een masker of dé maskers: dat kan allemaal, móet eventueel, worden afgerukt. Een ereteken, distinctief, insigne. (Dan is er sprake van degradatie.) Een affiche wordt van een muur afgerukt, een muts van een hoofd, een poot van een gebraden kip. Het gaat altijd om onherroepelijk losmaken, en dat gaat vaak gepaard met de uitoefening van kracht, geweld. Soms niet veel, maar toch. En het kan pijn doen.
Wie de pleister traag probeert los te peuteren, zal uiteindelijk grotere pijnen moeten doorstaan. Zachte heelmeesters maken stinkende wonden.
Er is nog een andere betekenis verbonden aan het hier behandelde woord, ik kom er op terug onder de M of de O. Dit uitstel heeft met taalgevoel te maken, het wordt zeker niet ingegeven door schroom. Ik schroom mij in elk geval niet om te zeggen dat het bij het afrukken, in de gemeenzame betekenis dan, wel degelijk ook gaat om iets losmaken, of dan toch, in psychoanalytisch te duiden zin, met de wens daartoe: het met zacht geweld loswrikken van iets dat daar vaak, in behaard gebied, vervelend hangt of staat te wezen – en ook dat er vaak pijn mee gemoeid is, zij het dan veeleer een geestelijke pijn, iets unheimlichs, iets treurigmakends.
En kijk, nu heb ik misschien toch al de essentie verklapt en is behandeling onder de M of de O al niet meer nodig. Enfin, we zien wel.
zaterdag 25 oktober 2008
Dag 422 vVH&C
Tot ik – ‘toevallig’ – op de slotaflevering stuitte, waarin Lieve Blancquaert enkele maanden na het experiment, het boek was inmiddels klaar en zou feestelijk worden voorgesteld, de tien expeditieleden opzoekt en bij hen peilt naar hoe ze op de reis terugblikken.
En kijk, ik moet mijn vooroordeel bijstellen. Blancquaert heeft iets fantastisch’ gerealiseerd. De tien gehandicapten met wie ze samenwerkte leken er in elk geval gelukkig mee – er zijn hechte vriendschappen ontstaan. Maar ook de manier waarop Blancquaert, die zelf ook nadrukkelijk in beeld komt, deze mensen benadert, dwingt respect af. Zij maakte – niet als fotografe maar als tv-maakster, als méns – tien gevoelige, zeer ménselijke portretten. En dan maakte ze er ook nog foto’s bij die, voor zover ik er enkele van heb gezien, behoorlijk indrukwekkend ogen.
(Op de website van Klara staat een vier minuten durend filmpje dat een goed idee geeft van de opzet van het programma en van enkele van Blancquaerts foto’s. De reacties van kijkers in het archief van de site van ‘Voorbij de grens’ bewijzen dat het programma goed is aangekomen.)
vrijdag 24 oktober 2008
Mijn woordenboek (202)
De afrit volgend op de afrit die je uit verstrooidheid hebt gemist ligt altijd veel verder af dan op basis van de gemiddelde afstand tussen twee afritten zou kunnen worden verondersteld.
donderdag 23 oktober 2008
Mijn woordenboek (201)
Na het beslechte dispuut wordt eventueel nog een afrekening gepresenteerd. In tegenstelling tot de economische realiteit van het afrekenen, gaat het in de psychologie van de afrekening niet om het herstellen van een evenwicht. Afrekenen is natrappen, het is een wraakoefening. Het is een schril orgelpunt in de retoriek van de kleine verliezer, die geen vrede neemt met het laatste woord. De afrekening lijkt een machtsgreep, maar is in werkelijkheid een resignatie, een manifestatie van onmacht. De afrekening is een volstrekt negatieve geste. Zij is altijd destructief en voltrekt zich in één richting. Zij rekent niet meer op een wederwoord. Over de schade die hier wordt aangericht, valt geen consensus meer te bereiken. Wie afrekent stelt zich ongenaakbaar op maar blijft eenzaam achter met zijn grote verongelijktheid.
woensdag 22 oktober 2008
Mijn woordenboek (200)
Het is fundamenteel oneerlijk, en overigens weinig stijlvol, om anderen te laten zweten omdat je er niet in slaagt zelf een frustratie, waarmee zij niets te maken hebben, op een fatsoenlijke manier te verteren. Je kaffert hen uit, zij vangen de vlaag en je onderscheidt je in niet veel van de wegpiraat die jou met opgestoken middenvinger van de sokken rijdt omdat je een halve seconde te lang voor hem in de rij voor het stoplicht hebt staan wachten. Die man – altijd een man! – is meestal niet kwaad op jóu maar heeft iets weg te slikken van thuis, een brokje ongerief van bij moeder-de-vrouw, of van op zijn werk, een al dan niet verdiende uitbrander van de baas.
Jij bent dan voor hem als voor jou de tak in het bos waar je ooit, in al je radeloosheid, tegen geschopt hebt. Hij kon niet ver genoeg voor je uit vliegen. Hij moest breken, eigenlijk. Het was herfst. Je bent het blikje op het trottoir, dat met luid gekletter een eind vooruit tegen ginds straatmeubilaironderdeel wordt geshot. Je bent de krolse kat die op het verkeerde moment voor je voeten loopt en zich dat nog lang zal heugen. Je bent het in een hoek gekeilde boek – het tartte je, je wist geen antwoord op wat het in jou aankaartte en teweegbracht.
Binnenvetten is misschien niet gezond, het is niets anders dan agressie die zich tegen het eigen lichaam keert. Maar het lijkt mij toch eervoller dan een ander die er niet om heeft gevraagd met je onverwerkte teleurstellingen lastig te vallen. Ik ben zo iemand die ziektes kweekt: ik probeer te allen tijde het hoofd koel te houden – iets waarmee ik vaak mijn naasten tot wanhoop drijf want voor hen is de situatie onduidelijk; zij hebben aan mijn relativeren een broertje dood. Ik ben niet het type dat met huisraad gooit (ik denk altijd heel nuchter aan wat het kost om het te vervangen, en ook dat je dan eerst domweg de scherven moet oprapen en je daarvoor moet bukken). Ik ben niet van het soort dat zijn naasten en geliefden slaat.
Hoewel, maar dat terzijde, slaan is behalve te laken (uiteraard, laat daar geen misverstand over ontstaan) toch ook altijd een teken van liefde want geliefden zijn nu net niet alleen diegenen die het meest bij machte zijn je radeloos te maken, zij zijn ook diegenen bij wie je het meest nadrukkelijk aanklopt – létterlijk – om hulp en troost te zoeken voor je radeloosheid. Dát privilege wordt – moet het gezegd? – niet genoten door wie jou onverschillig laat.
Wees gerust, ook katten en honden laten mij niet onverschillig. Ik denk niet dat ik er al ooit een heb weggeshot. Of toch niet echt hard. Ook niet deze die in mijn weg liepen en die al te nadrukkelijk naar mijn aandacht hengelden.
Beter dan het tot slaan of schoppen te laten komen, of tot verbaal geweld en onnodige verwensingen, is het natuurlijk een evenwicht te vinden, een soort van wijsheid eigenlijk (geen berusting), in die mate dat er zich geen teleurstellingen meer kúnnen voordoen en dat er dus niets af te reageren of binnen te vetten valt.
dinsdag 21 oktober 2008
Dag 417 vVH&C
Ik heb enkele bladzijden uit het nieuwe boek van Verhulst gelezen en ben een voldoende geoefend lezer om al meteen op basis daarvan te besluiten dat ik niets essentieels mis als ik ’t in de hoek gooi. Het beroert me niet eens genoeg om dat met een zeker gevoel voor dramatiek te doen: je kunt maar ontgoocheld zijn door iets, of iemand, dat/die je na aan het hart ligt.
Laten we er dan verder ook geen woorden aan vuil maken en eens kijken hoe het met de receptie zit. In De Tijd verklaarde Dimitri Verhulst dat hij ‘bang’ was ‘een hoop stront’ over zich heen te krijgen. ‘Je zult zien: door de heisa gaan de recensenten “Godverdomse dagen” veel strenger beoordelen.’
’t Is dan ook interessant om eens te kijken wat de ‘officiële’ kritiek doet met het boek van Dimitri Verhulst.
We moeten, denk ik toch nog altijd, een zekere intellectuele onafhankelijkheid verwachten.
Dimitri Verhulst is een mooie jongeman, als dusdanig mediageniek, via Humo nu ten eeuwigen dage verbonden met het zogenaamde links-progressieve Vlaanderen (hoewel ik niet meer helemaal zeker ben dat dit nog opgaat voor Humo) – met andere woorden: Dimitri Verhulst kraak je niet ongestraft af. (Zoals je indertijd nooit echt je gedacht mocht zeggen over Kristien Hemmerechts – toch niet zolang ze matrimoniaal via Herman de Coninck een mooie rode paraplu boven het hoofd hield.)
Via Mediargus heb ik drie Vlaamse recensies gevonden die naam waardig. (Eventjes de Metro niet meegerekend. Niet omdat daar staat: ‘Een erg knap boek dat, zelfs al zou het niet gratis uitgedeeld worden, op de gemiddelde boekenplank zou moeten staan’ – maar omdat dat advies niet geargumenteerd wordt.) De drie recensies komen uit Knack, als weekblad een rechtstreekse concurrent van Humo, en de kranten De Morgen en De Standaard, waarvan de eerste traditioneel en de tweede sinds een paar jaar in de Humo-vijver vist.
In Knack is Frank Hellemans ondubbelzinnig negatief. Afgezien van enkele niet-mislukte taalspelletjes (de meeste zijn dus wél mislukt) is Godverdomse dagen… volgens hem een ‘godverdomse slag’ in het water. Hij noemt Verhulst – en dat is nog het meest vernietigend – een ‘pseudorevolutionair’ die liever met vrouw en kat zijn huiselijkheid cultiveert in het verre Wallonië.
De Standaard (bij monde van historicus en literatuurkenner Marc Reynebeau) is voorzichtiger: die krant vist voor zijn publiek in een andere vijver dan de Knack – en er zijn naast de klootjeszee maar twee vijvers waarin ‘leesvissen’ zwemmen. (Sorry voor dit verhulstiaanse gewauwel, ik liet me even gaan maar u ziet, ik lul zó op die manier tweehonderd pagina’s bij elkaar.) Verhulst schrijft een geschiedenis, stelt historicus Reynebeau met kennis van zaken, maar ‘voor de historische betrouwbaarheid of als alternatieve geschiedenisles is dit boek niet erg nuttig’. Verhulst schrijft een boek, stelt literatuurkenner Reynebeau met kennis van zaken, maar het is ‘meer een schrijfdemonstratie dan literatuur’.
De recensent van De Morgen moet, gezien zijn positie in het Vlaamse geschreven-medialandschap, het meest op eieren lopen. Wie het stuk goed leest, moet er niet aan twijfelen: Dirk Leyman vindt, net als Hellemans en Reynebeau en elke serieuze lezer, Godverdomse dagen… een kutboek. Maar de manier waarop hij, zijn broodheer en publiek indachtig, dat net níet zegt, is aandoenlijk. Al in zijn inleiding stelt Leyman dat Verhulst ‘ongetwijfeld’ een ‘literaire lefgozer’ is, maar hij vraagt zich meteen af of ‘het boek niet vooral een volgehouden stijloefening’ is. In het ‘ongetwijfeld’ uit de vaststelling zit al meteen het antwoord op de vraag. Ja, dus.
In het stuk dat na deze inleiding volgt, probeert Leyman vooral om de hete brei heen te stappen. Een positief woord valt er nauwelijks te rapen, de negatieve opmerkingen blijven vriendelijk en wat ontwijkend. Een vergelijking met Julian Barnes’ Een geschiedenis van de wereld in 10 ½ hoofdstuk, gaat ‘slechts ten dele’ op en zou ‘in het nadeel van Verhulst uitvallen’ (indien ze zou worden gemaakt, wat dus niet echt gebeurt). De boodschap wordt ‘erin geramd’, slechts in de stijl ‘valt schoonheid te rapen’ (Leyman suggereert natuurlijk dat een goed boek méér moet hebben dan een goede stijl). Pas in de laatste lijnen geeft Leyman een beetje meer lucht aan zijn ergernis: ‘na een poos gaat de opeenvolging van calamiteiten in de kleren hangen’ – en de woorden ‘gimmick’, ‘geginnegap’ en ‘rijmelarij’ vallen. In de volgende zin klinkt het woord ‘calvarietocht’ opvallend dubbelzinnig: gaat het om de door Verhulst beschreven geschiedenis van de mens, of om het boek zelf? ‘Het boze godverdomse verrassingseffect ebt weg en deze calvarietocht stevent linea recta af op de big bang van Hiroshima.’ En Leyman besluit met een voordeel van de twijfel: ‘Wat na die knal overblijft, is een demonstratieve exercice de style waarin Verhulst zijn woeste talent soms (bewust?) spilzuchtig gebruikt.’
Laat het nu maar stil worden rond die Godverdomse dagen op een godverdomse bol. Heel stil. En laat ons dan weer uitkijken naar échte schrijvers.
maandag 20 oktober 2008
Dag 416 vVH&C
Het is noodzakelijk zich voor te bereiden op een examen, of een diner, of een mogelijke val van de aandelenkoersen; als er menselijke betrekkingen in het spel zijn moet er echter een andere methode worden aangenomen, daar ze anders tot mislukken gedoemd zijn.
E.M. Forster, Howards End (1910, Amsterdam 1993; vertaling Eric van Domburg Scipio), 56
Dag 415 vVH&C
zondag 19 oktober 2008
60 * 28,81 * 1990
Dag 414 vVH&C
zaterdag 18 oktober 2008
Dag 412 vVH&C
Dag 411 vVH&C
vrijdag 17 oktober 2008
Dag 410 vVH&C
Die ster, dat is Expo 58. Welnu, het feit dat de ster vijf punten heeft, is niet toevallig. Dat verneem ik nu. De punten verwijzen naar de vijf continenten. Heel banaal, eigenlijk. Maar ze verwijzen ook – en dáár is het mij hier om te doen – naar de vijf decennia van Belgische kolonisatie in Kongo! (‘De vijf dynamische punten staan tevens voor evenveel decennia Belgische kolonisatie in Kongo.’ – Uit een binnenkort te verschijnen boek over Lucien De Roeck.) Wij weten ook dat er op de Wereldtentoonstelling ‘negers’ werden geëxposeerd (in afgesloten ruimten, waarin zij hun plaatselijke gebruiken en technieken dienden te demonstreren), en dat zij na korte tijd werden geëvacueerd omdat sommige bezoekers deze curiositeiten bananenschillen toewierpen. En wat wij natuurlijk ook weten is dat een deel van de rijkdom die op de Heizel werd uitgestald, en deze uitstalling mogelijk maakte, uit het diepe Afrika afkomstig was.
donderdag 16 oktober 2008
Het bestáát (40)
Ik laat mij verder naar Brussel sporen, vergeet prompt het hele voorval, vergeet het… tot ik deze avond thuiskom en, warempel, zie dat mijn auto een eind verderop sta en dat, naast de plek waar hij eerst stond, in het gras een stapel houtblokken ligt onder een gekortwiekte boom. In de olifant is gerommeld, in mijn associatie-arsenaal eveneens: voortaan heeft die gekortwiekte boom tegenover mijn appartement onmiskenbaars iets olifantachtigs.
woensdag 15 oktober 2008
Dag 409 vVH&C
Maar daar gaat het boek niet over.
Op de volgende bladzijden wordt dit eenvoudige verhaal visueel ingevuld.
Dat mechanisme wordt a contrario helemaal duidelijk wanneer Wenders een zeer boeiende anekdote vertelt, waarbij je (je bent al vertrouwd met het mechanisme van het boek) staat te popelen om de bladzijde om te draaien (het gaat om mannen die in de Moskouse ondergrondse met hun neus op uit het Westen geïmporteerde foto’s van blote dames staan te geilen), maar dan stelt Wenders doodleuk dat hij wel een foto heeft gemaakt maar dat het niets geworden is omdat het er werkelijk té donker was. En een andere keer begint hij zelfs zijn anekdote met te zeggen dat het verdorie toch jammer was dat hij die keer zijn fototoestel niet bij zich had! Ja, daar legt hij wel helemaal ons verlangen naar beelden bloot, en naar een afweging tussen de tekst en het beeld – een mechanisme dat Wim Wenders met dit boek in elk geval goed zichtbaar heeft gemaakt.
dinsdag 14 oktober 2008
Het bestaat (39)
maandag 13 oktober 2008
Louis Guilloux, Het zwarte bloed
Het bestáát (38)
Uiteraard weet ik dat die bus rechts van de glazen deur de voorkeur geniet, maar voor een uitgeverij is dat wel een bus met een heel smalle gleuf! Mijn pak paste daar niet in - en nu mag je echt geen freudiaanse connotaties maken bij dit bericht!
Reactie
Ik lees het gedicht nu ook zo:
De man met het rugzakje is de oude keizer die zijn verleden draagt. Hij kijkt naar de overkant, niet naar de kleine gans (zijn leven), die drijft op zijn spiegelbeeld / tussen dat van het beeld (van de man) en de man zelf. Het beeld kijkt naar de gans (het leven van de man) en wil verlost worden, nooit meer spiegelen, zodat de gans wegvliegt.
Vijver Villa Hadriana
Het water is groen, zonlichtgroen
tegen het donker van de bijgebouwen.
Hij staat er ontspannen te wachten
handen in zijn zak, overhemd
opgestroopte mouwen, vol in het licht.
Kijkt naar de overkant, niet naar de kleine
gans die aarzelt in het water.
De gans drijft op zijn spiegelbeeld
tussen dat van het beeld en de man
met zijn rugzakje, op zijn gemak.
Het beeld staat armloos, stijf, architraaf
nee, deel daarvan op zijn kop, al hoeveel jaar?
Kijkt naar de gans, naar het wisselend
spiegelbeeld en wil misschien wel vallen
in het lichte groen, verlost van de sokkel
zijn, nooit meer spiegelen, zodat de gans
opschrikt, wegvliegt, langs de man.
*
Brampton, een klein dorp aan Hadrian's Wall, mooi landschap, een paar winkels, een pub, veel aantrekkelijke huizen met kleurige tuinen, blije kinderen op straat. Ik dacht: er moeten hier veel gelukkige mensen wonen. Het geweld voorbij; grensconflicten opgelost. Rust, ruimte, genoeg eten en drinken, mogelijkheden. Maar later zag ik veel te dikke mensen die niet meer goed konden lopen, kinderen met zakken chips, verwaarloosde huizen en ik las over bizarre moorden en over meisjes-gangs, die met wapens een buurt terroriseerden. Ik herinnerde me de Zweedse film 'Fucking Amal'.
De Muur van Hadrianus kwam in verval na het vertrek van de Romeinen uit Britannië. Na de zesde eeuw ging het hard. Er bleef niet veel over van het machtige bouwwerk. Boeren en burgers gebruikten de stenen voor hun eigen huizen. Soms werden muren opgetrokken als grens op de fundamenten van de Wall en met gebruik van de oude stenen. Spolia. Zo gebruikten de Romeinen vroeger de resten van de Griekse beschaving. In Istanbul vond ik in een cisterne de kop van Medusa omgekeerd onder een pilaar.
Rian de Waal vertelde vrijdag 15-8, op de laatste avond van het Peter de Grote Festival in Groningen dat Bach in de helft van zijn composities gebruik maakte van oude, bestaande melodieën. Vivaldi werd door hem recycled. Liszt deed het met Schubert. Schubert zelf deed het met zijn eigen melodieën. Zo werd het lied 'Der Wanderer' gebruikt in een uitgebreide piano-Fantasie.
In de literatuur gebeurt het ook dat een schrijver motieven uit een verhaal gebruikt in een roman, of elementen uit een gedicht omwerkt in een essay. Voordat ik ooit van Spolia had gehoord, deed ik hetzelfde.
Marguerite Yourcenar laat keizer Hadrianus in zijn herinneringen interessante dingen zeggen: 'En ik beken dat het verstand versteld staat tegenover het ware wonder van de liefde, tegenover de vreemde obsessie die maakt dat datzelfde vlees waar we ons zo weinig aan gelegen laten liggen als het ons eigen lichaam vormt en ons alleen de zorg opdringt het te wassen, te voeden en, als het kan, voor lijden te behoeden, ons zo'n hartstochtelijk verlangen naar liefkozingen kan inboezemen enkel en alleen omdat het bezield wordt door een andere individualiteit dan de onze en omdat het bepaalde schoonheidstrekken toont, waarover trouwens de beste arbiters van mening verschillen.
'En: 'Er is maar één punt waarop ik me superieur voel ten opzichte van het gros der mensen: ik ben zowel vrijer als dienstbaarder dan zij durven te zijn.'
Hadrianus schrijft: 'Ben ik op de leeftijd gekomen waarop het leven voor ieder mens een aanvaarde nederlaag is.' Ik ben zeven jaar ouder en verbaasd over zijn vermoeidheid, zijn ouderdom, zijn somberheid. En dan lees ik hoe hij toch geniet van het paardrijden van zijn adjudant en hoe hij met hem na een wilde rit zijn voet zet op de grond waar hij niet is. En zo zwemt hij en rent over de vlakten, zittend in zijn stoel.
Bassin Villa Hadrien
L’eau est verte, lumière verte de soleil
se détachant sur l’obscurité des dépendances.
Il attend là, détendu
les mains dans la poche, chemise
les manches retroussées, en pleine lumière.
Regarde l’autre bord, pas la petite oie
qui balance dans l’eau.
L’oie flotte sur son image
entre celle de la statue et de l’homme
avec son sac à dos, à l’aise.
La statue se tient raide, sans bras, architrave
non, une partie sur la tête, depuis combien d’années déjà?
Regarde l’oie, l’image réfléchie changeante
et veut peut-être tomber, tomber
dans la verdure claire être délivrée de son socle,
plus jamais réfléchir de sorte que l’oie
dans un mouvement d’effroi s’envole devant l’homme.
Remco
zondag 12 oktober 2008
Dag 407 vVH&C
zaterdag 11 oktober 2008
Het bestáát (37)
Het bestáát (36)
vrijdag 10 oktober 2008
donderdag 9 oktober 2008
woensdag 8 oktober 2008
Dag 405 vVH&C
Marguerite Yourcenar, Herinneringen van Hadrianus (1951; vertaling Jenny Tuin, Amsterdam 2005³)
Reactie
Ik heb je artikel gelezen waarvoor je genomineerd bent. Heel mooi en vooral met de juiste sfeer: eenheid van beschrijving beeldende kunsten, poëzie en plaats. Ik vond die eenheid ook visueel evenwaardig en parallel uitgewerkt met jouw foto's, lay-out met poëzie en kleurgebruik. Ik heb natuurlijk voor jou gestemd. Maar wees in het vervolg niet zo bescheiden, vraag gewoon voor jou te stemmen (ik was ooit eens genomineerd en heb toen niet voor mijzelf gestemd, achteraf heb ik vernomen dat er één stem voor mijn ontwerp te kort was voor de overwinning). Maar hoe dan ook: de nominatie is de onderscheiding.
[…]
Hans
Aan de cultuurredactie van De Standaard
Vriendelijke groet,
P.
dinsdag 7 oktober 2008
Dag 403 vVH&C / Stad en ommeland (6)
Op de begraafplaats
De drie windmolens en wat ik daarbij schreef
De drie windmolens aan de andere kant van de plas
‘De zon is voor even achter een wolk verdwenen’
En ik zit hier te wachten tot zij op de molens valt
Dat stond op die zerk te lezen: zon, even, verdwenen
En ik zit hier te wachten tot het op de molens valt
Het licht, dat mij licht vergeten doet dat daar, ginds,
Onder die steen, iemands geliefde, voor altijd…
De drie windmolens aan de overzijde van de plas
Draaien en malen en draaien en ik wacht tot zij
Die voor even, niet voor altijd onder een zerk,
Achter een wolk is verdwenen, voor mij haar licht
Op die molens… Ja wat? Tovert? Laat vallen? Schijnen?
Scheen. Schreef. Schreefloze letters op een steen. Het
Maalt, draait, maalt. Nog zit ik op deze oever en kijk naar
De drie witte windmolens. Denkend aan wat dat graf me gaf.
Dag 402 vVH&C
Een hele avond lang discussieerde ik met hem over het gebod dat inhoudt dat je anderen moet liefhebben gelijk jezelf; het is te zeer in tegenspraak met de menselijke aard om oprecht te worden nageleefd door het gewone volk, dat altijd alleen van zichzelf zal houden, en het is al helemaal niet geschikt voor de wijze, die zichzelf niet overmatig liefheeft.
Marguerite Yourcenar, Herinneringen van Hadrianus (1951; vertaling Jenny Tuin, Amsterdam
2005³), 256