vrijdag 12 september 2008
Terugblik (26) 489/1000
Zaterdagmarkt op het het Brugse Beursplein. Meerbepaald in de Hauwerstraat, tussen het Beursplein en het Zand. Op het Beursplein is er de fruit-, groenten- en bloemenmarkt, op het Zand vind je vlees en kaas, maar je kunt er ook kussenslopen, steunzolen, petten en onderbroeken kopen. De Hauwerstraat is voorbehouden voor gelegenheidsverkopers, spektakelpromoties, bijzondere en al dan niet eenmalige producten. Wonderzalven, supersprays, geneeskrachtige jarretellen. De Hauwerstraat is een sas tussen beide pleinen, er is op zaterdagvoormiddag altijd veel passage. De mensen kijken en luisteren er geamuseerd naar de venters en leurders-met-standplaats, die zich schor schreeuwen want hun winst wordt per verkocht stuk berekend. Het is er een voortdurende va-et-vient. Er is zo veel passage (mensen met plastic zakken vol prei of breiwol, mensen met een fiets aan de hand, mensen met jengelende kinderen in een buggy) dat de stroom traagzaam voorbijschuift. Hoewel iedereen er openlijk bij de neus wordt genomen, heerst er een opgewekte stemming. Een zotte kant van het kapitalisme. En zie, te midden van al die drukte staart een man treurig in mijn lens. Hij kijkt zo droef dat ik nu nog altijd met hem te doen heb. Door de scherpte van de focus, door het licht dat op zijn niet rechtstreeks door de zon beschenen gelaatskant valt (wellicht door toedoen van een reflectie in een ruit), door de lichttoets in zijn linkeroog, maar vooral door zijn expressieve, goedige, vragende blik, een blik die zich afwendt van alles wat zich rondom hem afspeelt, en natuurlijk door deze foto: door dat alles blijft hij in mijn geheugen gegrift. En ja, griffen is wel het juiste woord als ik dat aangezicht bekijk. Heb ik die man zijn privacy geschonden, vraag ik me dan af. (Of vraagt u zich af.) Door hem te fotograferen, door die foto te publiceren (ook al is het in dit bescheiden medium). Ik denk het niet. Integendeel, ik doe die man een beetje meer bestaan. Of hij mij zou begrijpen, weet ik niet, maar ik beschouw deze foto als een eerbetoon aan een mens die iets voor mij, en misschien ook voor u, is gaan betékenen. Het gewoel op de achtergrond (ik kan het bijna hóren) gaat maar door, het gaat op in de wanorde van de foto-achtergrond – maar hij, deze man, dat aangezicht, blijft verstild, geconcentreerd, bestaan. Hij staat op het punt een vraag te stellen en misschien heb ik die vraag hier en nu beantwoord.