maandag 9 oktober 2017

de herfst van 2017 – 3


Gekeken naar de aflevering van Wanderlust met Marcel Möring. Wat een bevreemdende ervaring was dat, zeg – en echt, ik krijg geen hoogte van de interviewtechniek van filosofe en sinds kort ook romancière Alicja Gescinska. Ik weet het wel: ze motiveert haar strategie met een wazige uitleg over stiltes, en hoe in het laten vallen ervan ze aan haar gesprekspartner – nu ja, gesprek? – de waarheid ontlokt. Of zoiets. Uiteraard speelt de montage een grote rol – misschien ontstaat haar zwijgen vooral daarin, we zullen het nooit weten. Je zou in het beste geval kunnen besluiten dat Gescinska haar plaats kent, dat ze zich dienstbaar en bescheiden opstelt. Maar dat strookt niet met de manier waarop ze in beeld wordt gebracht: talrijke close-ups zoomen in op haar grote, vorsende en vragende ogen en op dat wijze trekje rond haar mondhoeken. Daardoor loopt ze, althans in het beeld, wel heel erg op de voorgrond. (Dat begint al op een zeer nadrukkelijke wijze in de begingeneriek, die, dat kan je toch moeilijk ánders zien, de toon zet.)

Zelden laat Gescinska zich betrappen op een grondige kennis van het werk of de ideeën van haar centrale gast. Ik zeg niet dat ze niet op de hoogte is, maar alvast in de aflevering met Möring bleek uit niets dat ze zich vooraf grondig had gedocumenteerd. Niet uit de vragen die ze stelde of uit haar reacties op zijn antwoorden. En ook niet uit de stiltes die ze liet vallen.

Neen, Möring vertelde, Möring leidde rond, Möring nam Alicja mee naar beladen plaatsen. En het moet gezegd: Möring liet zich toch wel een en ander ontvallen. De manier waarop Gescinska dat klaarspeelt, intrigeert mij.

Zo’n drie kwartier durend interview heeft natuurlijk voor een schrijver als Marcel Möring, die misschien in Vlaanderen nog wel wat meer bekendheid kan gebruiken, een gigantische commerciële waarde. Hij grijpt die kans met beide handen aan – en daar is niets mis mee. Een beetje vilein zou je kunnen stellen dat hij zijn ding doet, wat die vriendelijke mevrouw uit Vlaanderen ook zegt of niet zegt, of hoe ze het ook aanpakt. Die indruk had ik heel sterk: Möring zette de toon, Möring voerde – met de vlam in de pijp – de regie. Hij had daar duidelijk al enige ervaring mee. Enige zin voor dramatiek kon hem niet worden ontzegd. (En natuurlijk vergeet je als aandachtige kijker nimmer dat die twee nooit alléén zijn. Voortdurend is daar die cameraman, met dat ding op zijn schouder waarop een verklikkerlichtje meldt dat intonaties, stembuigingen, hoofse knikjes en galanterieën scherp en elegant gekadreerd worden vastgelegd en misschien wel de uiteindelijke assemblage zullen halen.)

Op een bepaald ogenblik dacht ik: verdorie, Marcel, waarom neem je die jongedame mee naar die joodse begraafplaats? De emoties die daar werden opgevoerd waren me net iets te gespeeld, echt op het gênante af. En kijk, precies op dat moment vraagt Möring zich luidop af of het wel een goed idee was (39:17: ‘Ik had hier niet moeten komen’) en slaat de balans alsnog de goede richting uit. Dat was een van de weinige echt authentieke momenten van de hele reportage. Of preciezer: een van de weinig momenten waarop de authenticiteit, die mogelijk de hele tijd écht was (ik spreek me daar niet over uit), onbetwistbaar echt was – want zo’n moment van twijfel over wat je daar eigenlijk aan het doen bent, kún je niet spélen.

Dat probleem van de echtheid of gespeeldheid van de ‘authenticiteit’ kwam onder meer bij de aanrakingen tussen beide protagonisten van dit theater aan de oppervlakte. Het is op zich niet gebruikelijk dat interviewer en geïnterviewde elkaar aanraken – behalve bij de begroeting of het afscheid uiteraard. Of bij het galant laten voorgaan, waarbij de hand heel even op de schouder wordt gelegd. Maar een te grote vertrouwelijkheid brengt de objectiviteit in het gedrang – per slot van rekening gaat het hier toch nog altijd om een vorm van journalistiek.

In deze uitzending was er minstens vier keer zo’n niet-neutrale aanraking. Twee keer reikt Marcel Alicja behulpzaam de hand bij het overwinnen van een glibberige doorgang – en dat terwijl zij toch haar alleterreinlaarsjes aanhad, terwijl hij, heel onvoorzienig, een paar keurige schoenen met misschien wel een gladde zool droeg. De twee andere aanrakingen die ik heb geregistreerd en onthouden (misschien zijn er nog wel meer), deden zich voor tijdens het bezoek aan de joodse begraafplaats.

Marcel raapt twee steentjes op om, zoals het gebruik het wil, op het monument te leggen: eentje voor zichzelf en het tweede voor Alicja. De aanraking gebeurt wanneer hij haar dat keitje aanreikt. Op dat moment heeft zij eigenlijk geen keuze meer, ook zij zal het steentje op het monument moeten leggen. En dan is er nog een aanraking, nauwelijks merkbaar – je zou kunnen zeggen: subtiel – in de montage opgenomen (38:27): wanneer Marcel zijn verdriet (dat eigenlijk een verdriet om het verdriet van anderen is, of een verdriet om het feit dat hij niet verdrietig hoort te zijn, of iets dergelijks, of – wat hij dan zelf zegt – ‘vals verdriet’, het is heel erg ingewikkeld) – wanneer Marcel dus zijn verdriet wegslikt, legt Alicja heel even haar hand op zijn schouder. Hier, op dit moment komen het ontroerende en het kleffe wel heel dicht bij elkaar. Ik voelde er mij in elk geval ongemakkelijk bij. Zoals deze hele aflevering mij ongemakkelijk, onbehaaglijk stemde.

En ja, in die zin was het toch wel een geslaagde of, op zijn minst, interessante aflevering.

Maar het moet gezegd, en ik weet het nu wel zeker nadat ik bij het schrijven van dit stukje die hele passage een tweede keer bekijk: het bezoek aan de joodse begraafplaats, en wat Marcel Möring daar sereen én emotioneel zegt, dat is uitzonderlijk intens en, jawel, mooi en aangrijpend. (Het feit dat hij zich bewust is van het heikele van die onderneming maakt het natuurlijk extra spannend.)