donderdag 19 oktober 2017

de herfst van 2017 – 13



11 oktober 2017

15 – ‘Ik zou ervoor in het vuur gesprongen zijn om ook aan het eind van het jaar een prijs te krijgen en ik denk ook dat ik er een gekregen heb, want anders zou ik me de teleurstelling dat hij me ontgaan is nog wel herinneren.’ Dat schrijft Stendhal in Het leven van Henry Brulard (270-271) en ik vind dat bijzonder grappig maar dat zal dan wel aan mij liggen. Het vreemde van dit boek is dat je van dit soort grappige passages – die schaars gezaaid zijn, het moet gezegd – nooit echt goed weet of de witz bedoeld is of onbedoeld. Stendhal is zo saai, deze autobiografie is zo onaf, en er wordt daarin zo vaak benadrukt dat het allemaal veel te redundant is en dat het geen lezers gaat vinden (‘Wie gaat er nu zulke flauwe onzin lezen?’; ‘wie voor de duivel zal het geduld kunnen opbrengen om al deze dingen te lezen?’), dat je je op den duur afvraagt waarom je in godsnaam blijft voortlezen. Tot je dan weer op zo’n pareltje stuit, tussen alle onbenullige details en summiere beschrijvingen een zin waarachter een hele wereld, of beter: denkwereld, schuilgaat.

Het leven van Henry Brulard gaat over de jonge jaren van Henri Beyle, die zich later Stendhal zou noemen, maar eigenlijk ook over de werking van het geheugen – en in die zin is dit boek interessant voor elke autobiograaf of voor al wie in de edele kunst van het zijn eigen geschiedenis op schrift stellen geïnteresseerd is. In hoofdstuk 31 schrijft Stendhal, met zijn eigen cursivering: ‘ik heb absoluut geen geheugen’. Het gaat over het vermogen om wiskundige stellingen en bewijzen uit het hoofd te leren, maar natuurlijk gaat het ook over het vermogen om op het eigen leven terug te blikken: ‘ik schrijf maar blindelings allerlei dingen op’. Herhaaldelijk komt deze twijfel naar voren. ‘Ik kan geen echte feiten geven, ik kan alleen de schaduwen ervan laten zien.’ ‘Behalve volkomen heldere beelden merk ik dat er ook hiaten zijn in mijn herinnering; het is als een fresco waarvan grote stukken zijn afgebladderd.’

[naschrift 18 oktober: ik kom hier nog op terug]