zaterdag 2 augustus 2014

tour 110


11 mei 2014

dag 13.1


Omdat ik had aangekondigd vroeger te zullen opstaan dan zij, en omdat de enige andere gasten in het hotel pas om negen uur van plan waren te ontbijten, had mevrouw mijn ontbijt klaargezet: de gebruikelijke uitgedroogde baguette, een thermos lauwe koffie, enkele vlootjes confituur. Ik neem het hele dienblad mee naar mijn kamer zodat ik daar kan voortkijken naar een uitgebreid interview met Christophe Miossec.

Christophe Miossec is een Bretonse zanger die regionaal wat succes heeft, een hoedje draagt en een doorzopen kop heeft. Koning Alcohol is zijn grootste vijand. Op het eind van het programma wordt hem een liedje aangeboden door een als fles verklede bard. Woordspelingen als salaud (sale eau) en Miossec (mis au sèc) zijn niet uit de lucht. Vooraleer deze pijnlijke apotheose uitbarst, heeft Miossec drie kwartier lang de tijd gehad om zich kenbaar te maken. Wat een ontnuchtering! Deze zanger leek mij op het eerste gezicht nochtans interessant, maar hij bracht het niet verder dan het mompelend debiteren van een handvol doorgebrande clichés. Zo mocht hij uit een reeks een adjectief kiezen en daar dan iets over zeggen. Hij koos het woord crapuleux en zuchtte dan iets over de politici. Pover. Dan krijg je eens zo’n podium. Maar hoe dan ook, interviews die de gast tijd van spreken geven, zijn, ik stel het maar weer eens vast, altijd boeiend. Je krijgt een ontmoeting met een mens en dat is, ook al kende je de persoon van haar noch pluimen en ook al weet hij, of zij, niets boeiends te vertellen, immer interessant. Er is de toenadering tussen interviewer en interviewee, een soort van paringsdans eigenlijk; er is de richting die het gesprek uitgaat en die, als de interviewer goed werk aflevert, de indruk kan wekken even onvoorspelbaar te zijn als het leven zelf; er zijn de spannende fouten die de interviewer maakt, de kansen die hij laat liggen, enzovoort; er is de zelfcensuur van de interviewee, vaak vermomd als hooghartigheid of, perfider, bescheidenheid.

Miossec overigens, had als Breton enige verdienste in de verdediging van zijn regionale cultuur. Bretagne is een landstreek met een eigen cultuur, een eigen taal. Miossec vertelt hoe zijn moeder haar taal had verleerd doordat men het haar verboden had deze te spreken. En zo mocht zij ook geen kapje meer dragen, onderdeel van de plaatselijke (Brestse) klederdracht. Toevallig zie ik een dezer dagen op het nieuws een item over een betoging in Ajaccio (Corsica) met dezelfde revendicaties: taal, cultuur, decentralisatie. Want dat is Frankrijk natuurlijk ook: een land dat niet altijd zo homogeen is geweest als het vandaag voorwendt te zijn. Lees er De ontdekking van Frankrijk van Graham Robb maar op na. Nu komt naar verluidt stilaan een tegenbeweging op gang – zo hoorde ik onlangs dat het Vlaams in Frans-Vlaanderen aan een rehabilitatie begonnen is.

De Franse televisie ontsnapt niet aan banaliteit en publiciteit. Uiteraard niet. Maar ik moet wel zeggen: ik heb in die paar keer dat ik hier tv heb gekeken al een paar personaliteiten uit de cultuurwereld leren kennen. Ze passeren de revue, ook in op het eerste gezicht behoorlijk populaire praatprogramma’s. Zo maakte ik ook al, in het programma Vivement Dimanche van Michel Drucker – jawel, de fietser! – kennis met Franz-Olivier Giesbert, die er, gezeten tussen een zanger en een paar acteurs, mocht komen vertellen over zijn journalistieke carrière, zijn omgang met belangrijke politici en zijn nieuwe roman L’Amour est éternel tant qu’il dure. (Toevoeging van 2 augustus 2014: mooie titel maar, als ik de schaarse recensies op het net mag geloven, niet veel soeps.)