Wie zingt nog balladen?
In de verantwoording die hij aan zijn 22 ballades laat voorafgaan, verwijst Jurjen Keessen (1949) naar François Villon. En ook naar de foto’s van zijn vriend Dolf Middelhoff, tevens uitgever van deze eigenbeheerbundel. Deze foto’s, waarmee de 22 ballades zijn verlucht, of worden afgewisseld, worden ‘structuren’ genoemd. We zien geabstraheerde oppervlakken: een afbladderende muur, een ijslaag, een stukje strand in de branding. Wat ze met de ballades te maken hebben (of de ballades met de foto’s), daar heeft ook Jurjen Keessen niet echt een idee van. Enkel dit: zowel ballades als foto’s proberen ‘dicht bij de levende werkelijkheid’ te komen.
De foto’s staan links, de ballades rechts. Veel meer valt er, denk ik, niet over te zeggen. Want de ballades gaan niet over afbladderende muren, ijslagen en stukjes strand in de branding.
In de eerste ballade, ‘Ballade van de ballade’, krijgen we een stukje poëzietheorie voorgeschoteld. Summier wordt uitgelegd wie François Villon was – ‘zwerver boef balladendichter / die over meiden zong die hij zeer en / de provoost die hij minder minde / werd verbannen verdween en verdampte / met de sneeuw van weleer […]’. We leren ook wat balladen zijn, althans in de optiek van Keessen:
een ballade heeft drie strofen
die ieder weer acht regels tellen
en dan nog een envooi van vier
dat is de opdracht waarmee je vers
stroop smerend maar moet zien
dat het zich redt en de bedoeling is
dat al die coupletten eender eindigen:
wie zingt er nog balladen als Villon?
Keessen volgt zijn eigen voorschriften strikt op. Telkens gaat het mooi van (3 × 8) + 4 en de slotregels zijn weliswaar niet eender maar dan toch telkens een variante op dezelfde regel. (Zoals ook bij Villon.) Keessen zegt zich niets van Villons schema’s aan te trekken. ‘En dat ik de Prince aan wie hij gewoon was zijn verzen op te dragen, heb vervangen door een prinses zou hij hebben toegejuicht.’ Ja? Is dat zo? Keessen voegt er, een beetje seksistisch, aan toe: ‘Zij biedt tenslotte veel meer warmte en houvast en het oog wil ook wat.’
Dat is alvast een duidelijke indicatie met betrekking tot een vaak terugkerend thema in deze bundel: de ‘vriendinnen van weleer’ die ‘verdwenen’ lijken ‘als sneeuw / van vorig jaar’. Jaja, où sont les neiges d’antan?! En dan is er ook, uiteraard: de liefde! De liefde, die altijd vergeefs is, zoals ondubbelzinnig wordt gesteld in ‘De ballade van samen’:
het liefste doen we samen
als we lijf en leven delen
ons zwetend aan elkaar
vergrijpen en proberen
elkaars zachtheid te waarderen
door onze hardheid heen maar
al doen we wel ons best
tenslotte ben je toch alleen
Keessen heeft het ook over een passerende trein, over fietsen, over afscheidnemen en over het verlangen naar rust (‘ik vraag niet om het paradijs prinses / niet om een paleis of chocolade-ijs niet / eens dat jij me ieder uur een keertje kust / ik wil gewoon een beetje rust’).
Hier en daar zijn er een paar verzen die lekker lopen, zoals in de ‘Ballade van de onbereikbaarheid’: ‘natuurlijk ben ik ook soms afwezig / we zijn allemaal wel eens met iets / bezig en ik kan niet altijd bij je zijn’. En hier en daar is er wel een mooie strofe, zoals deze uit de ‘Ballade van de moeilijke vragen’, die mooi is omdat er een paar mooie onverwachte wendingen in steken, en een aardig rijm (missen/vergissen) en bovendien een fraaie, op gelatenheid wijzende interpunctieloosheid in de laatste twee regels:
sommige vragen doen pijn hoewel
ze niet te beantwoorden zijn
de vraag naar de woede van wie
je niet meer kunt missen en
of je je in haar juist kunt
vergissen of geliefden soms
zomaar verdampen kijk
dat zijn moeilijke dingen
– maar dergelijke kwaliteit is jammer genoeg veeleer uitzondering dan regel.
Jurjen Keessen
Ballades
www.dolfkalenders.nl, Amstelveen, 2009
48 p./ € 18,75
Deze recensie verscheen in Poëziekrant 2009-7