dinsdag 16 maart 2010

mijn woordenboek 255

ALCOHOL

Ik wil ze niet te eten geven, de geniën en talenten die zichzelf vroegtijdig naar de verdoemenis hebben gezopen. Hoeveel schilderijen zijn daardoor ongemaakt gebleven, symfonieën ongecomponeerd, films ongedraaid, boeken ongeschreven? De literatuurgeschiedenis bijvoorbeeld had er misschien niet fundamenteel, maar dan toch in haar hoofdstukken en paragrafen ánders uitgezien indien Joyce, Joseph Roth, Lowry en al die andere notoire zuipschuiten een beetje meer zelfdiscipline aan de dag hadden gelegd en zich niet aan – respectievelijk – de witte en de rode wijn en de tequila hadden vergrepen? Hoeveel rockers en jazzartiesten zijn er niet gezwicht voor de fles? In de schilderkunst leek het minder kwaad te kunnen. Niet dat er daar niet stevig gefuifd werd maar dankzij de abstrahering, die toch een iets minder vaste hand vergde, kon het minder kwaad.

Waarom? Waarom? Waarom beschouwen zoveel creatieve geesten de drank als brandstof? Waarom onderwerpen zij zich zo slaafs aan Koning Alcohol? (Juist, ja, ook de grote volksschrijver Gerard Reve heeft aan zijn drankzucht een halve schrijversloopbaan opgeofferd.) Het heeft er zeker mee te maken dat deze geesten te lang en te intens op volle toeren moeten draaien om productief te kunnen zijn. Zij moeten altijd overtreffen, béter doen, vernieuwen – en dat vergt veel. Daarom zoeken creatievelingen decompressie in het drinken, zij streven ernaar om in de roes te worden ontslagen van die uitputtende scheppingsdrang. Het is een gevolg, zou je kunnen zeggen, van geestelijk overspannen zijn, al evenzeer als van geestelijke luiheid, van het zoeken naar de minste weerstand. Maar waar bij een ander die luiheid wel een weg vindt in het ongevaarvolle uitvoeren van zijn arbeid omdat die arbeid nu eenmaal vaak niet veeleisend is, daar moet de kunstenaar het niet-gespannen zijn elders zoeken.

Waarom al dat drinken? Meer dan goed is voor lever en leven?

Ik ken het ook. Niet in werkelijk buitensporige mate – het delirium is voor de heggemus die ik ben een exotisch oerwoud – maar ik ken het toch genoeg om te bevroeden wat het is: telkens die beneveling op te zoeken, het niet meer moeten zien, het niet meer hoeven te weten, de verdoving.

Neen, grand cru, millésime, een genotsmiddel is het niet, de alcohol! Het is een roesmiddel. En dat is iets helemaal anders! Drinkers malen niet om grand crus of millésimes, zij drinken om te vergeten en om niet te moeten denken.