maandag 29 maart 2010

dag 944 – 100317 – woensdag

baraque lecture 58

Ik beken: ik ben met zware vooroordelen aan Godenslaap begonnen. Dat is niet fraai maar als een mens er zich van bewust is, kan hij compenseren bij het lezen zodat het eindoordeel alsnog min of meer objectief is. (Min of meer: objectief is het nooit.) (Over de aanleiding tot die vooroordelen kunt u hier iets lezen.)

Ik ben nu bij bladzijde 200 aangekomen, halfweg het boek dus, en ik moet mijn voorgevormde mening herzien. In het eerste kwart ergerde ik mij aan de oeverloze krullen en fiorituren die we intussen al van Mortier gewoon zijn. Die onbeschaamde schoonschrijverij, dat eindeloze gekoketteer met taalbeheersing en stilistische trefzekerheid. Hautain, zelfgenoegzaam. Zich niet bekommerend om de buitenwacht. Maar nu begin ik te beseffen dat er meer achter zit. De lectuur van de recensies van Erik Leyman en Marc Cloostermans van de recent verschenen essaybundel van Mortier, Wat voorbij is begint pas, heeft mij daarbij geholpen – en nu ik ook beter, aandachtiger en minder bevooroordeeld Godenslaap ben beginnen te lezen, zie ik eindelijk de vele poëticale passages waarin Mortier in deze roman die uitdrukkelijk niet in de eerste plaats over de Eerste Wereldoorlog gaat, over het eigen schrijven reflecteert.